dinsdag 30 augustus 2011

Tabula Rasa

Alle vakken op het gym gaan probleemloos, op levensbeschouwing / godsdienst na. Na diepe zuchten volgt geïrriteerd gegrom. Wie heeft ooit bedacht wat het nut is van vragen stellen als ‘Wat is God voor jou?’ ‘Is er een leven na de dood, denk je?’ met een toevoeging van criteria als ‘schrijf minstens 15 regels over hoe jij dit ziet’.
We voeren een intensief gesprek, mijn zoon en ik. Zijn mening is niet zo relevant, vindt hij. Er is geen feitelijk antwoord en daarbij is hij ervan overtuigd dat God niet bestaat en dat er geen leven na de dood is. Om vervolgens met een prachtbetoog te stellen waarom sommige mensen wel een God nodig hebben, en waarom er op sommige plekken wel geloofd wordt in een leven na de dood. Hij brengt volop nuance aan. Ik geniet van zijn vlijmscherpe bewoordingen en moedig hem aan dit op papier te zetten. Vergeefs... het blad gaat blanco mee terug naar school, de frustratie is nog niet geluwd...wat een doelloze, nutteloze opdracht, vindt hij.

En dan nu zijn moeder. Ik mag opnieuw naar school. Ik kijk er naar uit. De startopdracht voor de kennismakingsbijeenkomst is weken terug per mail toegezonden ‘Wat is pedagogiek voor jou?’ Visualiseer of beschrijf jouw beeld van pedagogiek in een foto, muziekfragment, woorden, film etc.

Zucht! Ik ben er al weken mee bezig, voer gesprekken met mensen om me heen, bedenk van alles op weg in de auto, onder de douche, in bed, maar krijg geen letter op papier, geen spat verf op het doek. Ik erger me aan deze opdracht. Wie heeft ooit bedacht dat dit een nuttige vraag is? Ik besef dat ik veel op mijn kind lijk, dan ik vermoedde. Er zijn zoveel dimensies aan zo’n open vraag, dat ik nauwelijks weet waar te beginnen. Alles wat ik op papier kan zetten, is niet compleet en niet toereikend, en waarschijnlijk ook nog een open deur. Niets nieuws. Maar kan ik het maken op de eerste dag een blanco blad mee naar school te nemen? Een tabula rasa. Help, iemand een suggestie?

© Wilma van Esch

vrijdag 26 augustus 2011

Autonomie en aangeleerde afhankelijkheid

Ze is 6, een week geleden gestart in groep 3. Ze voelt zich groot en kijkt met een vertederende glimlach als ze kleuters ziet spelen in de klas.
Moeder is trots op haar kracht, haar eigenwijsheid en haar doorzettingsvermogen.
‘Mam, vandaag kies ik mijn kleren zelf, goed?’ roept ze vanaf haar kamer, terwijl ze haar kast doorzoekt op het mooiste om aan te trekken. Moeder glimlacht vanuit de badkamer ‘Is goed schat!’
Het is niet ingewikkeld, ze weet het direct: Dat bloesje, die broek en dan die heerlijke slippers. Ze pakt haar borstel en maakt een staartje van haar haar met het rose stiekje met Dora. Beetje kinderachtig, maar wel leuk.

Vol verwachting loopt ze naar beneden ‘Tadaaaaa!’. Moeder kijkt bedenkelijk. ‘Knap gedaan hoor schat, zelf gekozen! Maar een oranje bloes en rose broek kan echt niet samen. Doe even een andere bloes aan. En ik zal je haar opnieuw doen, je staartje zit wat scheef. En als je dan toch naar boven loopt, pak meteen even je sandalen, het is niet zo handig op je slippers’.

Het begin van autonomie, of toch niet? Welke boodschap geven we onze kinderen eigenlijk mee? Hoe maken we hen (on)afhankelijk?

Deze week las ik over aangeleerde hulpeloosheid. Het zit overal. In de opvoeding, op school, in het aansturen van volwassenen op het werk. Met de beste intenties brengen we het zelf erin. Ogenschijnlijk geven we ruimte, maar in hoeverre geven we eigenheid en initiatief werkelijk ruimte. Mooi om elkaar te attenderen op de momenten waarop we schijnautonomie verlenen. Goed om elkaar vooraf criteria te geven, als je wensen hebt bij het aansturen, zodat de ander eigenheid kan ontwikkelen bij de geboden ruimte. Zullen we elkaar scherp houden?

© Wilma van Esch