zaterdag 22 maart 2014

Niet meer maar anders, wat hebben wij te leren?

De leerkracht die we bezochten, leek twee gezichten te hebben. Eén vriendelijk gezicht voor ons, één strak, emotieloos masker bij het lesgeven in de klas. De instructies waren kort, bondig, veel herhaling. En vervolgens mochten de leerlingen aan de slag. Alle 45.

Samen met de schoolleider zat ik achter in de Keniaanse klas en keek mee over de schouders van de kinderen, die doodstil de berekeningen maakten in hun schrift. Eén van de jongens maakte werkelijk alle opdrachten fout, kloof op zijn potlood, fronste zijn voorhoofd en schreef weer een fout antwoord op. In de doodstille klas wandelde de leerkracht met een rode pen rond. En streepte en kruiste. Na tien minuten werden de goede antwoorden door leerlingen op het bord gezet. In stilte. Ik keek mee met de jongen die alles fout had. Hij keek op het bord, in zijn schrift en naar beneden. Op het bord verschenen nieuwe opgaven. Wij gingen naar buiten om de les na te bespreken.
De leerkracht was tevreden, de klas was stil, werkte goed en de instructie was goed geland. Natuurlijk vroeg ik over de jongen die alles fout had. ‘Ik heb het goede antwoord toch op het bord laten zetten?’, zei de leerkracht niet begrijpend. ‘Maar hoe weet je dan wat hij fout doet en op welke wijze hij het gaat snappen?’ vroeg ik hem. Weer keek hij me vol onbegrip aan. ‘Het is een kwestie van opletten, sommige jongens zijn lui.’  ‘Volgens mij begreep hij het écht niet’, probeerde ik, ‘volgens mij is het belangrijk dat hij leert begrijpen wat hij fout doet en zo inzicht krijgt.’ Ik kreeg de emotieloze blik, met een bevestigende knik. ‘Ja’, zei hij. En ik dacht ‘Nee…het komt niet binnen’.
De school had een probleem. De toetsscores waren te laag. Vandaar dat de lestijden uitgebreid waren. De bovenbouwkinderen werkten door tot 18 uur, tot het te donker was om nog iets in je schrift te zien. De leerkracht ging niet in op de fouten van kinderen, op hun denkpatronen, op verbeteringsstrategieën. Om het onderwijs te verbeteren werden kwantitatieve slagen gemaakt: Lange dagen van 9 á 10 uur vol herhaling. En kwalitatief of analyserend? Niet. Ik zag kansen voor verbetering en ging de diepte in met de schoolleider. Een boeiend leerproces voor ons allebei.
Terug in Nederland ploeg ik me door mijn mailbox en het werk wat er ligt. Wij maken lange dagen, veel te lange dagen. Avonden en weekenden. En er verandert niets, de mailstroom gaat onverminderd door. Ik vraag me af of er iemand bij ons zou kunnen komen kijken en  vertellen dat we kwalitatief een slag te slaan hebben. Dat we iets niet goed doen. Dat meer tijd stoppen in de mailstroom niet leidt tot een betere kwaliteit van werken of van het begrijpen van onze omgeving. Ik zie nog niet in wat ik fout doe, en dus doe ik meer van hetzelfde.
De vergelijking gaat natuurlijk niet helemaal op, maar toch ook wel. Volgens mij heeft deze Keniaanse school inzicht in leren nodig. Grondige analyses van waar de kinderen zitten, waar ze ondersteuning of hulp nodig hebben, hoe hun denkstrategieën zijn. En dan lekker op tijd naar huis, omdat de dagen veel te heet en te lang zijn. Volgens mij hebben wij ook inzicht nodig. Inzicht in werken. Een grondige analyse van wat we doen en waar we toch andere strategieën zouden kunnen hanteren. Zodat wij ook lekker op tijd naar huis kunnen, omdat langere dagen geen betere dagen maakt.  Wie komt er bij ons op bezoek en kritisch meekijken? Wat hebben wij te leren?
©Wilma van Esch

Geen opmerkingen:

Een reactie posten