zondag 31 mei 2015

Klopt het, wat jij zegt?


‘Hoe oud ben jij?’ Onbevangen kijkt ze me aan en schat me met gemak vijftien jaar jonger. Heerlijk, het totaal niet op leeftijd kunnen schatten omdat je als referentiekader weinig meer hebt dan je eigen ouders en eigenlijk ook geen idee hebt hoe oud iemand is. Bij haar zat ik er één jaar naast. Omdat ik één jaar jonger ging zitten was het bepaald geen compliment, merkte ik. Beter had ik een jaar hoger kunnen schatten. Maar ik rekende aan de hand van de groep waarin ze zat…

Jaren heb ik in de onderbouw gewerkt. Ieder jaar was er wel een kleuter die me vroeg waar mijn bed stond, omdat juffen nou eenmaal altijd op school zijn. En daar ook horen te zijn. Iedere kleuterleerkracht zal dit herkennen. En wanneer mijn moeder op bezoek kwam, waren er steevast kleuters verbaasd dat ik een mama had. ‘Jij bent toch geen kind?’ Toch wel, hartstikke, met een trotse mama die graag af en toe langskwam.

We kunnen er om glimlachen omdat we weten dat dit leeftijd gerelateerd is. Dit is het blikveld van kinderen op een bepaalde leeftijd. Langzaamaan zullen ze ontdekken hoe het werkelijk zit. En wij gunnen hen die ontdekking én de tijd die het nodig heeft.

En dan komt er een leeftijd waarop je denkt dat je heel veel begrijpt en doorziet. Waarop je de wereld om je heen op waarde kunt schatten. Je dénkt dat je alles ziet, maar je kunt opnieuw niet verder dan je eigen blikveld kijken. Met je eigen referentiekader maak je inschattingen en doe je aannames. Niet over leeftijd of over juffen die slapen op de school. Maar over gedragingen van anderen en dingen die je denkt te zien. Waar je een oordeel aan hangt, waar je een etiket op durft te plakken en direct je waarneming bestempelt als ‘waar’. Niet meer onbevangen en nieuwsgierig als een kind, niet meer onderzoekend of benieuwd, maar beoordelend omdat je denkt dat het klopt, wat je denkt. Het past bij wat je geleerd hebt. Criteria bevestigen je aanname. Pats. Het oordeel is geveld.

Maar gelukkig ben je niet alleen. Gelukkig is er de ander, om te verifiëren of hij/zij ook ziet wat jij ziet. En dan kun je zomaar ontdekken dat je er ontzettend naast zit. Gewoon omdat je nog niet beter wist, omdat je blikveld nog niet verder reikte.

©Wilma van Esch

dinsdag 26 mei 2015

Opleiden Doen We Samen


Ik geloof erin. De ideeën die wij als Pabo met onze opleidingsscholen bedenken en uitvoeren om studenten beter te laten worden dan wij ooit geweest zijn. Ik geloof in de keurmerkscholen waarop studenten vanuit alle leerjaren kunnen samenwerken. Ons Pabostreven is het plaatsen van een groep van acht studenten, twee per leerjaar. Gestimuleerd in samenwerking door een basisschoolcoach en studieloopbaanbegeleider. Studenten die kritisch kijken naar elkaars lessen, vanuit elkaars leerpunten. Elkaar uitleggen wat zij doen en waarom. Samen projecten opzetten, schoolkampen organiseren, voorleeswedstrijden, schaaktoernooien, sportbijeenkomsten. Weerbaarheidstrainingen. En lessen geven, natuurlijk, ook veel lessen geven. Leren, observeren, onderzoeken, uitproberen.

Alleen bij de beste mentoren, omdat je ook zo ontzettend veel leert van de kunst afkijken. Van geïnspireerd raken door de meestertalenten van de ander. De Verteller, de Sportman, De Onderzoeker, De Debater. Laten we stoppen met  het inzetten van zwakke leerkrachten als mentor. Het is niet fijn om een half jaar lang te ontdekken hoe jij het later niet wilt doen. Of het verkeerde voorbeeld te krijgen.

Ik werk graag met een basisschool die hoge verwachtingen heeft. Die vragen stelt waarop zij zelf het antwoord niet weet. Die vraagt aan de groep studenten: Help ons, kijk vanuit je frisse blik, observeer, lees, onderzoek. En experimenteer. Laat ons samen leren!

Er zijn nog stappen nodig: Nog steeds staan studenten alleen of met zijn tweetjes op een opleidingschool, zogenaamd een satelliet. Maar waar is het van en met elkaar leren dan? Durft een team zich ook als lerende partner op te stellen? Is dat hetzelfde als werken in heterogene studentgroepen? Heeft dat dezelfde focus?

Nog steeds zijn niet alle mentoren even geschikt. Volgens mij is het zo belangrijk dat we daar met elkaar naar kijken: Wat zijn inspirerende, krachtige leerkrachten?

Het werpt direct zijn vruchten af als studenten bij hen stage lopen. Ze hoeven niet ieder wiel uit te vinden. Ze kunnen kijken, afkijken, uitproberen en passen of het bij hen past. Begrijpen waarom een mentor doet wat hij doet, omdat hij dat kan beargumenteren. Vanuit theoretische kennis, vanuit visie, vanuit waarden. Daar leren ze van!

 

We hebben al veel stappen gezet, in de goede richting. We hebben nog veel stappen te gaan. Samen. Het is geen discussie over vorm. Wel of niet werken met satellietscholen, wel of niet acht studenten plaatsen. Het is een dialoog over kwaliteit en met elkaar het onderwijs mooier en beter maken. Met frisse, jonge mensen die willen en kunnen leren. Maar wel met open vizier, niet alleen op gebaande paden, binnen een bepaalde banbreedte.

 

Ik geloof erin en ik wil verder. Zodat studenten ons verbazen en verrassen. En stukken beter onderwijs realiseren dan wij ooit bedacht hebben!


©Wilma van Esch – Teamleider FHKE pabo Veghel

dinsdag 19 mei 2015

Nailhouses, heb jij ze ook?


http://assets.inhabitat.com/wp-content/blogs.dir/1/files/2012/11/nail-house-china-Luo-Baogen-4-537x357.jpg http://i.guim.co.uk/static/w-700/h--/q-95/sys-images/Guardian/Pix/pictures/2014/4/13/1397410555924/baac3533-f9fe-4c47-994d-eeadf76d8ee1-1020x758.jpeg

“In China, a "nail house" is a home whose resident refuses to leave in order to make way for new construction. Builders have to elaborately construct around it, often leaving behind an eyesore so awesome that it's almost a sculpture”.

Nailhouses, heb je er ooit van gehoord? De wereld verandert, maar jij doet niet mee! Je staat in je gelijk. Je weigert te vertrekken. En je krijgt je zin. Het huis blijft staan, de buurhuizen afgebroken. De snelweg wordt eromheen geconstrueerd.  Een korte speurtocht op internet levert mooie plaatjes op. Bizarre sculpturen. Hoelang zouden mensen zo kunnen wonen? En hoe zou het zijn in je eentje in zo'n omgeving?
In mijn leven heb ik een aantal nailhousjes gecreëerd. Stoere heldendaden of hopeloze Don Quichotte acties? Zeg het maar. Ik had niet altijd door dat het nailhousjes waren, ik zat vastberaden binnen, vasthoudend aan mijn gelijk.
Toen we op de PA voor het eerst les kregen op computers heb ik demonstratief geweigerd me in die dikke kast met groene weerschijn op een zwart scherm te verdiepen. Ik vond het belachelijk dat wij kennis moesten maken met deze apparaten en bezwoer dat ik nooit, maar dan ook nooit en zeker niet met kinderen met dergelijke apparaten zou gaan werken. Ik was oprecht verontwaardigd en deed niet mee. En hield dat een behoorlijke tijd vol. Want, o, wat had ik gelijk.
Vijf jaar later werd ik secretaresse op een reclamebureau en heb ik  leergierig en betrokken de administratie geautomatiseerd. Met korte cursusjes waarvanuit je toen nog hele ingewikkelde dingetjes moest onthouden om simpele handelingen te verrichten. Ik beet me vast en ging over van brieven met carbonpapier naar digitale brieven. Toen ik juf werd genoot ik van de mogelijkheden van de computer voor kinderen. En nu… tja, geen dag zonder pc. Had ik kunnen blijven wonen in mijn huisje? 

Nailhousjes. Netelige principekwesties. Diep van binnen overtuigd zijn van je gelijk. Niet anders willen, niet willen veranderen.
Hoeveel nailhousjes heb jij in je leven gerealiseerd, op je werk, in je liefdesrelaties en vriendschappen? Wanneer bleef jij zitten waar je zat, omdat je het niet eens was met de veranderingen die op je afkwamen. Niet meebewegen, ogen en oren dicht. Knokken om te mogen blijven. En het lukt je. Heldendaad, dwaze actie of tijdelijk een blinde vlek? Herken jij ze ook?

©Wilma

dinsdag 12 mei 2015

Dood. Gewoon...

We rijden richting rotonde. In de verte zien we moeder eend met zeven jongen kwakend over de snelweg wandelen. Mijn buik schiet in een kramp. Gelukkig ziet de auto voor ons het ook en remt. Rustig waggelend steekt moeder met haar kleintjes over.  Ik ontspan, de avondzon schijnt heerlijk warm. Moeder eend heeft alle tijd. Maar dan komen de auto’s van de andere kant. Die zien haar niet. Een auto rijdt haar aan. Ze zakt door haar pootjes en fladdert wild. De kleintjes kijken toe. Voor we iets kunnen doen, raast een tweede auto en die rijdt over haar koppie. Nog steeds fladdert ze door. De man in de cabrio voor ons begint hard te zwaaien en te roepen. Het is te laat. Een derde auto rijdt moeder eend uiteindelijk morsdood. Plat. De kleintjes kwaken snel weg… de berm in. Ook onze rijbaan trekt weer op. Eén eendenleven minder. Of acht?

Als we een tijd later terug rijden over de zelfde plek is de eend slechts nog een bruinrode verenplek op het wegdek. De dag erna is de vlek verdwenen. En de kleintjes?

 

Lief pril lente leven en wij.

Gewoon een zonnige lentedag.

Dood. Gewoon...

 

©Wilma