Hoe oud zal
hij zijn? Een jaar of vijf? Zijn mountainbikeje ligt op het gras naast het
wandelpad. Enthousiast stapt hij op ons af. Oorbelletje in zijn linkeroor, stoer
jackje, groene knieën op zijn broek, zwarte handen. 'Ik heb een nestje
gevonden!' Terwijl wij kijken, praat hij door. Hij wil het aan zijn vader laten
zien, maar kan het niet meenemen op zijn fiets. Nee, dat kan niet tegelijk. Zou
het van een vogel of een eend zijn? Hoe zie je dat eigenlijk, of het van een
vogel of een eend is? Zou hij het nu misschien beter kunnen verstoppen en dan
zijn vader gaan halen? Hij praat met ons, maar toch ook niet. Hij beredeneert,
bedenkt en loopt dan naar een goede verstopplek. Vlakbij het water, onder de
brug. Ineens lijkt hij nog maar heel klein, lijkt het best gevaarlijk. Dit park,
dit water, die glibberige kant bij de brug.
We twijfelen.
Doorlopen? Blijven staan? Waarschuwen?
Hij maakt
zich niet druk om ons. Voorzichtig legt hij het nestje onder de brug. Wij zijn
allang weer verder gewandeld. Ik krijg een throwback naar vroeger, naar ons
huis tussen de koren- en maisvelden. Naar onze kersenboomgaard. Uren kon ik
rondsjouwen, net als deze kleine man. En me verwonderen. Vieze knieën, zwarte
handen.
Er is
ontegenzeggelijk iets veranderd. Spannend dat hij daar in zijn eentje
rondstruint, in dat park van ons. Zijn wij verantwoordelijk, als we straks lezen
of horen dat er een klein manneke te water is geraakt? Dat zijn fiets gejat is?
Dat iemand hem kwaad heeft gedaan?
Ik fantaseer ter
geruststelling dat hij terug naar huis is gefietst. Dat zijn vader zijn
snottebel weggepoetst heeft, naar hem roept: Jas aan de kapstok, handen wassen,
we gaan eten. Of dat hij nu lekker in een warme keuken geniet van een beker
chocomel. Zoiets… Omdat het toch wel heel fijn is, struinende jongetjes,
buiten, zich vermakend, verwonderend. Heel fijn.
©Wilma van Esch
Geen opmerkingen:
Een reactie posten