zondag 26 mei 2013

Een antropoloog op de pabo

Er zijn van die mensen die vanaf kind zijn al wisten wat ze later wilden worden, en zich steeds verder doorontwikkeld hebben in dat beroep. Ik niet. Mijn spoor is onderwijs. Omdat het liep zoals het liep, werd ik leerkracht. Van kindsafaan twijfel ik en bedenk ik me regelmatig wat ik nog meer zou kunnen worden en zijn. Sinds deze zomer werk ik als teamleider op een pabo. Een fijne baan. Met een team van 16 mensen geven we beroepsgericht onderwijs aan zo’n 180 studenten.

Ik ben ook student. Voor en door m’n studie Ecologische Pedagogiek mag ik observeren, interviewen, onderzoeken, in beeld brengen hoe wij als klein team in een veel groter FHKE geheel en een nog veel groter onderwijsgeheel met elkaar studenten opleiden.
Tijdens de interviews en observaties gebruiken mijn collega’s en ik veel woorden. We spreken over waarden, diversiteit, verbondenheid, visie en niveau. Maar direct onder die talige oppervlakte worden boeiende verschillen zichtbaar.  In deze kleine biotoop leven, werken en leren wij met elkaar en lijken we toe te werken naar de ultieme afstemming en duidelijkheid. Naar de ingezette koers, afstemming en eenduidigheid. Waarbij verandering de enige constante lijkt. Er zijn telkens weer nieuwe collega’s, nieuwe biografieën, nieuwe weersomstandigheden, een nieuw beleid, waardoor wij met elkaar bewegen en reageren.
Ik zie collega’s die zich op hun voormalige opleiding keurig aan planning en regels hielden en het moeilijk voorstelbaar vinden dat studenten dat niet doen. Collega’s die zich door alle scholingen heen geknokt hebben, en nu knokken voor studenten die het moeilijk hebben. Die graag willen dat studenten ook knokken om het beste uit zichzelf te halen. En niet snappen dat sommige studenten die drive niet kennen. Collega’s die een grote passie hebben voor het eigen vak, maar de vertaalslag naar het basisonderwijs ingewikkeld vinden. Gewoon omdat de passie bij de inhoud ligt en niet bij de overdracht. Collega’s die willen dat we uit één mond spreken, collega’s die aangeven dat dat nooit zal lukken. We lijken op een bedrijvige mierenhoop, er is continue bedrijvigheid. Voor mieren gericht op het vinden van voedsel en het voortbestaan, en voor ons? Dag in, dag uit werken we samen en leven we ons eigen leven.
Antropologie boeit me. Een wereldreiziger ben ik niet geworden,  ik heb geen maanden meegeleefd met Pygmeeën of Mongolen. Maar de grondhouding spreekt me aan. Margaret Mead (1901-1978) was cultureel antropologe. Ze deed haar participerende observaties o.a. in Samoa en Nieuw Guinea. Ze constateerde dat wat mensen zeggen en doen en hetgeen zij zeggen dat ze doen totaal verschillende dingen zijn.  Daar ontmoeten we elkaar. Ze concludeerde dat we kinderen moeten leren wat niemand gisteren wist en onze scholen moeten voorbereiden op wat niemand  nog weet. Ze heeft een mooie definitie gevonden van succes, namelijk het bijdragen als individu aan je eigen ontwikkeling en die van je medemensen.
Graag laat ik me door haar inspireren. Antropoloog zijn in het onderwijs, dat lijkt me wel wat. Vanuit een open mind kijken en luisteren, opnemen in verwondering en ontdekken wat je niet had kunnen bedenken. Meeleven, schrijven, observeren. ‘As the traveler who has once been from home is wiser than he who has never left his own doorstep, so a knowledge of one other culture should sharpen our ability to scrutinize more steadily, to appreciate more lovingly, our own’.  Mead bij de Papoea’s, ik gewoon in Veghel. Op die mooie, boeiende Pabo.

©Wilma van Esch