Op Twitter maakt een politicus een
jonge milieu-activiste uit voor een “vroegrijp Alice Miller-syndroom”. Hij wil
de kneuzen die met dit narcistisch puberteitsperikel mee janken vervangen en
verslaan. Een professor Educational Psychology stelt via datzelfde kanaal ‘Met
kinderen experimenteer je niet’ en oordeelt scherp over ‘mislukt
onderwijs’. ‘Ophouden met die 21 eeuwse
onzin’. Ik zet mijn telefoon uit en loop naar binnen.
In een klein bruin café vieren we de reünie van oud-collega’s van de pabo waar
ik zelf ooit heb mogen studeren én waar ik jaren later een paar jaar leiding
heb mogen geven. Vijftig oud-collega’s. Een gemêleerd palet aan levensverhalen
verbonden door een meer dan honderd jaar oude onderwijswerkplek. Met
verschillende ambities, stijlen, intenties en kwaliteiten. Wat wilden we teweeg
brengen in het onderwijs en voor welke vormen kozen we, individueel,
collectief?
Hebben we bijgedragen aan mislukt
onderwijs? Geëxperimenteerd met
kinderen? Hebben we meegejankt met narcistische puberteitsperikelen?
De politicus en professor galmen nog
door in mijn hoofd… Ik schud ze van me af.
“Dag mevrouw,
ik ken u niet!” Mijn oud-docente
Nederlands schudt me de hand. “Ik U wel, U was mijn docente lang geleden.” Verbaasde blik. Ze herkent me echt niet. Logisch.
“Begin jaren ‘80”, ga ik verder. Een grote lach op haar gezicht, hoofdschuddend
“Dat weet ik écht niet meer…” Terwijl ze verder loopt bedenk ik hoe zij me
instrueerde hoe we voor moesten lezen aan kinderen. We maakten uitgebreide
lesvoorbereidingen met een verhaalcurve, waar de hoogtepunten en het opbouwen
van de spanning zichtbaar werd. De huidige docente Nederlands is er ook. Zou
zij nog met vertelcurves werken bij de huidige studenten? Of vinden we
inmiddels hele andere dingen belangrijk? Wat vinden we eigenlijk écht
belangrijk, in het onderwijs? En hebben de vormen die we daarvoor bedenken het
gewenste effect? Hoe zeker kunnen we dat weten?
Van sommige van
deze collega’s weet ik dat ze door het vuur gingen voor studenten. Ze stopten
hier ongelooflijk veel tijd in. Anderen maakten zich vooral heel erg druk om
hun vakgebied of domein en werkten daar met ziel en zaligheid voor. En een deel
van de mensen leek zich niet bijzonder druk te maken, althans niet om de
studenten. Bij hen leek ontspanning, ontmoeting en goed voor jezelf zorgen een
belangrijk concern.
Onder de arm
van één van de collega’s zit het boek van Alice Miller ‘Het drama van het
begaafde kind’ geklemd. Lang geleden geleend. Vandaag mee teruggenomen in de
hoop dat het boek weer met zijn rechtmatige eigenaar naar huis zal gaan. Grappig,
twee keer op een dag komt Miller voorbij. De oud-conciërge gaat rond met de
schaal met bitterballen. Sommige dingen veranderen nauwelijks.
De twitterende
politicus en professor. De conciërge en de bitterballen. Vijftig oud-collega’s
met verschillende ambities, intenties en kwaliteiten. Wat brengen of brachten
we teweeg? Waar is het ons werkelijk om te doen? En lukt dat? Doen we
het goede? En wie bepaalt eigenlijk voor wie wat goed is?
Een dag later
kijk ik weer even op Twitter. Merel Morre komt voorbij. “Zoek
paaseieren, geen ruzie”. Fijn, Merel, dat ga ik voor nu even doen! En daarna weer
lekker door met mensen die werken met kinderen. Die geen ruzie zoeken maar samen op zoek gaan naar zo goed mogelijk, voor deze kinderen, in deze tijd, waarin we heel veel (nog) niet weten.
©Wilma van
Esch ~ april 2019