Toen Wayne Dyer in de keuken wafels stond te bakken, ving hij het gesprek op tussen zijn twee tienerkinderen aan de ontbijttafel. ‘Als jij geen voeten had, zou je dan schoenen aantrekken?’ Waarop de ander verstoord reageert: ‘Wat is dat nou voor stomme vraag, als ik geen voeten had… Natuurlijk zou ik dan geen schoenen aantrekken!’ ‘Maar waarom draag je dan een bh?’
Een geweldige dialoog, die iedere ouder met tienerkinderen kan herkennen. Vlijmscherp, gevat, vol humor en kwetsend. Wat doe je op zo’n moment als ouder?
Je kinderen zijn meesters in het jou leren hoe het zit. Hopelijk is het goed gesteld met je eigen welbevinden en heb je wat gevoel voor humor. Dan kom je vast een heel eind. Als je op dergelijke dagen gehumeurd of geïrriteerd bent, schiet vanzelf de vlam in de pan. Wanneer je wat afstand durft te nemen, en wanneer de omgeving veilig is, kunnen kinderen krachtige pedagogen zijn en elkaar opvoeden. Kinderen jonger dan 10 schijnen gemiddeld 7 conflicten per uur met elkaar te kunnen hebben. Wanneer je hier bovenop zit, jezelf de rol als scheids toebedeeld, ben je op het einde van de dag gesloopt. En ben je blij wanneer je kinderen op bed liggen, of naar school kunnen. Het kan ook anders.
Ze lossen het zelf op
Reggio geïnspireerde voorscholen gaan uit van competente kinderen. Dat veronderstelt dat kinderen de mogelijkheden hebben, hun eigen processen aan te gaan en hun eigen leringen te trekken. Natuurlijk is er een grens: Kinderen mogen elkaar niet beschadigen, geen pijn doen. Maar zo leren kinderen al heel jong elkaar aan te spreken op gedrag wat zij niet prettig vinden. Wanneer je deze scholen binnenwandelt valt de volstrekte rust, ontspanning en fijne sfeer direct op.
Op een van de scholen gingen kleuters iedere dag een flinke wandeling maken met hun begeleiders. Terwijl de begeleider op een bankje in de hal zat, kleedden de peuters zich in alle rust aan. Mutsen, wanten, skipakken. Waar nodig, hielpen kinderen elkaar. Er stonden rekjes waaraan sommige peuters hun evenwicht bewaarden. Een enkeling vroeg de begeleider om hulp. Tijdens dit moment, realiseerde ik me het enorme verschil met de jaren dat ik met kleutergroepen gewerkt heb. Bij aanvang van het jaar gaf ik briefjes mee aan ouders, met het verzoek of zij op de gymdagen kinderen ‘makkelijke’ kleding wilden aangeven, liefst schoenen met klittenband. Tijdens het omkleden was ik behoorlijk druk, hielp veel en jaagde de tragere kinderen op. In de klas had ik plankjes en poppen waarmee kinderen konden leren strikken, ritsen en knopen. Ik brak mijn hoofd over strikdiploma’s, dat paste niet in mijn beeld van hoe het zou moeten, maar het werd wel gevraagd door kinderen en ouders. Door het bezoek aan de scholen in Zweden was ik in een context verzeild geraakt waar dat antwoord direct helder was. Een strikdiploma in deze context zou absurd zijn. Het ging hier gewoon om helpen en aankleden…
Laissez faire of begeleiden
Kinderen elkaars pedagoog laten zijn en ze de ruimte geven, betekent geenszins een laissez-faire houding. Een opvoeder of leerkracht mag niet negeren wat er gebeurt in zijn of haar omgeving. Carl Rogers introduceerde kwaliteiten die ondersteunend kunnen zijn bij het opvoeden en begeleiden van kinderen. Vanuit aanvaarding, echtheid en empathisch vermogen observeren en reflecteren op wat je waarneemt in de interactie tussen kinderen.
Aanvaarding betekent dat je vooral accepteert dat kinderen zijn zoals ze zijn. Dat zij zich op hun eigen specifieke manier uiten. En dat die keuze soms wat ongelukkig is, maar voor dat kind op dat tijdstip in die context wellicht wel de beste keuze die hij dan heeft. Aanvaarding betekent niet dat je grenzeloos accepteert wat er gebeurt. Wanneer in het voorbeeld van Wayne Dyer stelselmatig een kleiner zusje gekleineerd wordt aan de ontbijttafel, mag je zeker ingrijpen. Het is voortdurend nadenken over wat acceptabel is, en wat niet. Kinderen kunnen hierin boeiende gesprekspartners zijn en weten op ontspannen momenten heel goed aan te geven waar grenzen liggen. Of niet, en dan ben jij er als volwassene bij om te begrenzen.
Echtheid is voor kinderen, zowel op school als thuis een belangrijke factor. Wanneer je weet wat je aan je ouder of leerkracht hebt, geeft je dat de ruimte om te groeien en ook jezelf te zijn. Wanneer een ouder of leerkracht zich bij tijd en wijle kwetsbaar durft op te stellen, geeft dat een kind de ruimte om zichzelf al dan niet te herkennen in het verhaal en te groeien. Wanneer een ouder of leerkracht doorslaat in echtheid en zich dat structureel uit in verdriet, boosheid, irritatie, kan dat voor kinderen moeilijke situaties opleveren. Of het kind distantieert zich van de ouder/leerkracht, of het kind gaat hetzelfde gedrag vertonen, omdat dat de norm lijkt te zijn. In sommige pubergezinnen voert het venijn en chagrijn de boventoon. Niemand voelt zich er prettig bij, maar het lijkt een gangbaar patroon te zijn geworden.
Empathie is het vermogen je in te leven in de ander. Iets wat niet iedereen vanzelf kan. Iets wat voor sommige mensen schier onmogelijk is. Er zijn leerkrachten en ouders die kinderen in lastige situaties vragen zich te verplaatsen in de ander. ‘Weet je wel wat je de ander hebt aangedaan?’ Dat kan een hele klus zijn, zeker als je nog boos bent, of als je je absoluut niet wilt verdiepen in de ander. Toch is het mooi om kinderen met regelmaat het perspectief van de ander te laten zien.
Door vaker te observeren, zonder direct in te grijpen of te oordelen, door kinderen in meerdere contexten te bekijken, ontdek je steeds meer van de drijfveren en motivatie van kinderen. Ook hier weer kun je op ontspannen momenten het gesprek aangaan en luisteren naar wat een ander aangezet heeft om te doen wat hij heeft gedaan.
Hebben we een opvoedcursus nodig?
In vakbladen en opinieforums komt, rijst steeds vaker de vraag of er opvoedbegeleiding of opvoedcursussen voor ouders zou moeten komen. Ik weet niet of we een opvoedcursus nodig hebben. Misschien moeten we ouders en leerkrachten ook wel veel meer als competente personen gaan zien. Ik denk dat we vooral een dialoog nodig hebben. Ouders en leerkrachten zouden veelvuldig met elkaar in gesprek moeten gaan over het opvoeden van kinderen. En dan niet om een taakverdeling te bewerkstelligen, of een oordeel te vellen, maar om met elkaar naar situaties te kijken. Wat neem je waar? Wat doet het met jou? Wat zou er aan de hand kunnen zijn met dit kind? Vanuit de reconstructie van interacties kan het inzicht groeien. Van leerkrachten en van ouders. En zo kan het repertoire aan interventies groeien.
Terug naar Dyer
Dyer, Amerikaans schrijver en psychotherapeut, vertelt in een van zijn lezingen een verhaal over ‘soulmates’. Een soulmate is volgens Dyer een persoon waar jij van kunt groeien. Doorgaans ontstaat hierbij een romantisch beeld van iemand die jou volledig aanvult, aanvaardt en je aanvoelt. Dyer schetst hele andere voorbeelden van soulmates in de vorm van schoonmoeders, oudere zussen, ouders, partners, kinderen. Dit zijn de mensen die jouw irritatie en boosheid weten op te wekken. Die je zou willen veranderen of uit willen zetten. Dat zijn juist de mensen waar jij van te leren hebt. Dyer stelt dat wij ons leven lang student en meester zullen blijven. En die rollen wisselen elkaar af. Het maakt je nederig en bescheiden, wanneer je op deze manier naar de wereld kijkt. En het creëert een uitdaging, wanneer je de mensen om je heen als jouw leermeesters en jouw studenten ziet.
Voor mij geeft het een mooi perspectief, om opvoed- en werksituaties op die manier te beschouwen: Elkaars meester en elkaars student zijn. Met peuters, pubers, met partners. Meesterlijk!
(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966) is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten, schoolleiders en docenten HBO.