De
supermarkt is klein en overzichtelijk, je hoort elkaar goed. Ik schat haar een jaar of 30-35, haar twee jongens 4 en 2. Eentje loopt
vrolijk mee, de ander in het zitje voor in de boodschappenkar. ‘Ja, dat is gras! Gek he, voel maar. Dit is
kunstgras. Bij ons in de tuin is echt gras’.
‘Kunstgras, bij ons echt gras’, zegt de oudste haar na. ‘Ja, lekker
zacht he?’, voelt ze. Haar kids voelen ook. Ontdekkend en de kar vullend
babbelen ze door de supermarkt heen. Alles wordt benoemd en nagezegd. De jongste
heeft nog niet zoveel taal, maar bootst ook volop na. De vierjarige wandelt
rustig, zoekt mee uit, legt in de kar.
Bij
de kassa sta ik achter haar. De jongste is erg verkouden, snot loopt vrijelijk
uit zijn neus. Ze pakt een papieren zakdoekje en geeft het aan hem. ‘Hier
schat, beetje vies, poets je neus maar’.
De kleine pakt het zakdoekje met twee handen en wrijft de viezigheid
over zijn gezicht. Moeder lacht. ‘O, ik heb het zakdoekje niet opengemaakt, zo
gaat het niet. Hier, nog een keer’. En
weer wrijft de kleine door zijn gezicht. ‘Hier nog een beetje’, helpt ze hem.
Ik
ben geraakt door deze moeder. Ze ziet er niet uit of ze het thuis breed hebben.
De kar ligt naast reguliere boodschappen vol blikjes red bull en snoepgoed.
Maar toch… Ze is ontspannen, vol aandacht, stimulerend, en zelfs met het
zakdoekje gericht op ‘ik leer het jou zelf te doen’. Niet zelf poetsend, alhoewel ze het wel
afmaakt, en de laatste viezigheidjes wegveegt. ‘Bah he?! Zo, schoon!’. ‘Goon!!’,
zegt de kleine haar na.
We
hebben oogcontact. ‘Wat ben jij een fijne moeder’, zeg ik, ‘wat heerlijk om met
jou boodschappen te mogen doen’. Ze
kijkt me verrast aan en ik denk, oei, wat zeg ik nu toch, waar bemoei ik me mee…
‘Nou, niet altijd hoor’, zegt ze. Nee, ongetwijfeld zal ze ook ooit anders
zijn. De kleine begint hard te roepen, de boodschappen glijden richting kassa.
Moeder kijkt hem aan ‘Ja, nu gaan we centjes betalen!’. Dan hoor ik pas dat hij dat probeerde te
zeggen. Ze herhaalt zijn zin. Hij joelt de zin nog drie keer richting
kassa-juffrouw. ‘Ja, centjes betalen’, zegt ze nog een keer. En dan naar mij
‘hij praat nog niet zo goed…’ met een verontschuldigende glimlach. En ik denk :
Geen probleem, met zo’n moeder als jij komt het vast goed.
Wie
gaan zij ontmoeten?
Waarom raakt het me zo: deze ontmoeting met een jonge
moeder op een gewone zaterdagochtend? In
alle eenvoud zag ik opvoeding in optima forma. Deze kinderen werden gehoord,
gezien, gestimuleerd, gerespecteerd en uitgedaagd. Op een liefdevolle, nabije
manier. En soms heb ik het idee dat we zover van deze eenvoud af zijn geraakt. En teveel gehecht geraakt zijn aan bedachte didactiek, in plaats van pedagogiek.
Taalstimulering gebeurt thuis én bij professionals.
Wie gaat deze moeder ontmoeten op consultatiebureaus, in de kinderopvang en op
scholen? Wat gaan zij haar vertellen? Hoe
zal het met haar en haar jonge kinderen gaan? Blijft zij vertrouwen houden in haar vrolijke
mannen, blijft ze vol zelfvertrouwen? Zouden de
instanties waar ze binnen komt met haar kinderen haar bemoedigen en
vertrouwen geven? En zeggen dat ze supergoed bezig is?
En haar kinderen? Gaan die aandachtige professionals ontmoeten als
hun moeder, vol vertrouwen en plezier? Die hen aanmoedigen, uitdagen, nabij zijn en hen het leren zelf te kunnen? Of komen ze zeer binnenkort in een groep terecht
waar blijkt dat ze uitvallen op de taaltest? En gaan ze extra taalaanbod krijgen op
een gestructureerde, thematische manier omdat we ons zorgen maken over deze kinderen uit een niet al te rijk milieu (vanuit economisch perspectief gezien)?
Wat hebben we écht nodig?
Op het 40 jarig jubileum
van het ErvaringsGericht Onderwijs, gisteren in Leuven, sprak prof. dr. Ferre Laevers zijn
bezorgdheid uit over de sfeer en het klimaat van onderwijs, van onze
maatschappij. Hij hield een gepassioneerd betoog over wat wij volgens hem nodig
hebben om de wereld en de kinderen die daarin leven beter te maken. Geestelijke
gezondheid, sociale competenties, verbondenheid, verbeeldingskracht,
zelfsturing en ondernemingszin. Laevers verklaart de huidige, toch wel zorgwekkende
staat van het onderwijs aan onze gehechtheid aan de foute didactiek. Hij noemt
het de lego-blokjes-didactiek. We zijn afgeraakt van het emergent curriculum en
hebben de wereld maakbaar en voorspelbaar gemaakt. En dat is ie niet. We hebben
ontdekkers nodig, uitvinders, ondernemers. Mensen die van het leven houden en
kunnen zorgen voor hun eigen en elkaars geluk. In verbondenheid met zichzelf,
de ander, de wereld. En deze moeder begrijpt dat. Ik gun haar en haar mannen alle geluk van de wereld. En professionals die de ontwikkeling van deze kinderen met een zelfde vertrouwen en ruimte voor initiatief tegemoet treden... Omdat het daar om gaat, meer niet!
©Wilma van Esch