woensdag 18 juni 2014

Niet vanzelfsprekend: beoordelen...

Einde schooljaar. Tijd van beoordelingsgesprekken. Van student- en docentbeoordelingen. Van wel of niet, van stempels. Natuurlijk doe ik het, beoordelen, het hoort bij mijn rol. Maar niet bij mijn binnenkant. Dit oordeel. Dat ik bepaal of wat je doet wel of niet goed is in deze context. Of het past in de keten, of we het samen het zo goed mogelijk doen. Ik wil gewoon met je werken.
Samen maken we keuzes: Gaan studenten door of stoppen ze. Soms bepaalt de kennistest het oordeel, soms wij,  op andere gronden. Oordelen,  toekomst beïnvloeden. Dat is wat we doen.

Ik zou nooit rechter willen zijn. Ik heb respect voor politieagenten en mensen op de eerste hulp. Zij oordelen in een split second. Doen waarvan zij denken ‘dit is nu nodig’. Da’s het grote verschil met deze beoordelingsmomenten: Het is geen split second. Het is een proces. Waarbij we samen optrekken. Wie zegt dat ik het goed zie, dat ik in moet grijpen of bij moet sturen? Wat vind jij zelf en hoe wil je je werk en leven inrichten? Stel het was andersom en jij zat op mijn stoel. Hoe zou jij oordelen over jouw gedrag en handelen? Of over mij?  Nu zit ik aan deze kant…

Eigenaarschap en verantwoordelijkheid,  idealisme en mooie plannen. Het beste voor hebben met wie we werken. Ik zou willen dat iedereen het zo goed mogelijk zou willen doen, niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor elkaar en de ander. Veel  liever zou ik geen oordeel uitspreken, maar willen dat jij jezelf een spiegel voorhoudt. En kijkt naar de mensen om je heen. Ben je goed afgestemd? Voeg je iets toe? Ik zou willen dat je zelf conclusies trekt en het vervolg bepaalt.  Ik wil je helpen, met een spiegel, met mijn beschouwingen en observaties. Maar ik zou willen dat het oordeel van jou is. In alle oprechtheid.

Het is al laat. Tijd om af te sluiten. Laatste hand aan de beoordelingsverslagen. Ik wil het zo goed mogelijk doen, want ik schrijf iets, over  jou. Zwart op wit, vanuit mijn rol. Mijn worsteling: Oordelen over jou...

Wilma van Esch
Teamleider Pabo

woensdag 4 juni 2014

Inkleuren of is het schetsen?

Ze staat aan de overkant van het drukke busstation, het is een stralende, zonnige dag. Maar ze straalt niet. Haar schouders naar voren gebogen, zwarte kleding, donker lang haar, felrode lippen, bleke huid, blik naar de stoep, af en toe opkijkend, eindeloos verdrietig. Hoe oud zou ze zijn, een jaar of zeventien?

Ik fiets voorbij en ben geraakt door haar gestalte en uitstraling, zo alleen op die stoep. Wachtend op een auto, denk ik, want de bussen komen aan de overkant. Zo verdrietig, zo in zichzelf gekeerd…

Ik stop nooit om te vragen wat er is, dat gaat me niet aan. Ik kijk en fantaseer. Over verbroken relaties, nare ruzies, een verslaving, een gedesillusioneerde dag, een zwaar leven. Al fietsend verzin ik haar lotsmogelijkheden.

En ja: Misschien heeft ze gewoon hooikoorts en is haar rugzak zwaar, of is ze moe van school, maar zo bedenk ik het niet. Ik bedenk tragiek, eenzaamheid, verdriet.
Op wie zou ze wachten?

Mijn gemijmer wordt ruw opgeschrikt door een toeterende auto. Ik reed al dromend te ver de rotonde op. Geïrriteerde blik van de jongeman vanachter het stuur. Boze handbeweging. Iemand die zich aan mij ergert. Mijn fantasie maakt een sprongetje van haar. Naar hem. Zou hij ooit bedenken wat mooie, melancholische meisjes van ongeveer zeventien mee hebben gemaakt? Wat zou hij bedenken, vanonder zijn petje, achter het stuur? Ouwe muts, let toch eens op? Geen idee. Wat zou hij voor werk hebben, heeft ie al een relatie? Waarom is hij zo fel?

Thuisgekomen. Koffie. Vraag me af; Zouden meer mensen zo fantaseren, of ben ik gewoon… eh… tja…?? Proost!

©Wilma  van Esch ~ Eindeloze fantast