Een restaurant aan zee, blote voeten in het witte zand. We zijn ver van huis. De zon is aan het ondergaan en de golven overstemmen de geluiden aan de andere tafels. Althans, bijna alle geluiden. Achter ons neemt een Nederlands gezin plaats. ‘NIET op de Ipad’, snauwt vader tegen de oudste zoon. ‘Maar pa-haaaap, gewoon met de oortjes’, zegt zoonlief langgerekt. Ik schat de kinderen 8 en 10. ‘NIET nu we op zo’n gezellig plekje zijn gekomen, we gaan nu gezellig eten met elkaar’. Wel dus.
Terwijl moeder, vader en
jongste de menukaarten bestuderen stopt de oudste zoon de oortjes in zijn oren
en start de Ipad op. De ouders praten hard, nasaal en klagerig. We krijgen het
letterlijk mee. Ze hebben het behoorlijk gehad met elkaar en met de
mogelijkheden hier op het eiland. ‘Je kiest nu iets anders’, moppert vader
tegen jongste. ‘We maken het gezellig, nu je moeder en ik eindelijk iets nieuws
uitgedurfd hebben’. Wij luisteren ongegeneerd af en leren spontaan een nieuw
werkwoord, uitdurven! Dapper hoor, zomaar dit restaurant uitdurven. We vragen
ons af wat ze de andere dagen hebben gedaan... als dit al uitdurven is.
De bestelling wordt
opgenomen. Jongste bestelt toch friet. Vader en moeder zeggen er niets van.
Moeder verontschuldigt zich bij de ober: ‘Hij lust alleen maar friet, iets
anders eet hij niet’. ‘Mag ik dan ook Junkfoooood?',zeurt de oudste vanachter zijn
Ipad. ‘Jongens, kom op, we gaan het LEUK hebben’, zegt vader tegen zijn gezin, ‘gewoon
gezellig, nu je moeder en ik ein-de-lijk eens een positieve dag hebben. Dit is
een gezellig restaurant, dus we gaan lekker eten’. Geen idee wat hij bedoelt. De jongens wel?
Opeens een harde gil.
Jongste ontdekt een hond onder de tafel. ‘Ga weg jij, smerige hond met je
vuile virussen!’, roept hij met geaffecteerde stem. De hond sjokt weg en schurkt zich
een klein stukje verder op behaaglijk in het zand. Dat is de jongen niet
genoeg: ‘Uit mijn ogen, vies beest, beetje de mensen lastig vallen!’ Wij moeten
ons verbijten om niet heel hard in de lach te schieten om de toon en de kakkerigheid waarop de
kleine jongen dit zegt. We kijken vanuit onze ooghoeken of de ouders hier ook
smakelijk om kunnen lachen, maar nee, zij nemen de boodschap letterlijk. ‘Natuurlijk
moet hij weg’, wappert pa met zijn armen. Het beest maakt zich uit de voeten.
Tijdens het eten horen we
ineens een hard kokhals geluid. Vanachter de Ipad gaat de oudste over zijn nek.
De ouders en de tafels om ons heen kijken verschrikt op. ‘Gatverdamme, tomááát,
ik lust geen tomaat’. Ik voel opeens een onaangenaam schaamtegevoel richting de
bediening opkomen. Tjonge, wat een gezin. Het komische gaat er nu ook wel een beetje
vanaf, het is niet grappig meer. We vragen de rekening en maken ons gauw uit de voeten. Wij zijn hier wel
een beetje uitgedurfd nu…beetje de mensen lastig vallen...
© Wilma van Esch