woensdag 21 februari 2018

Ik vind lezen STOM!

Madelief is zes en zit in groep 3. Het leven is een feest. Ze houdt van buiten spelen, dansen, zich mooi maken. Maar ook van uren met de poppen spelen en van lekker lang bladeren in boeken. En ze houdt van tekenen en knutselen. O, en van koekjes bakken en kleien.
School was de afgelopen jaren ook erg fijn, maar er beginnen kleine haarscheurtjes in dat fijne te ontstaan. Het is maandagmiddag.  Gewoon een maandagmiddag na school. Madelief stampt driftig door de huiskamer. Ze is net thuis, tot spel komen lukt niet. 'Ik vind lezen STOM!', roept ze naar haar moeder in de keuken. Moeder kijkt verbaasd om de hoek: 'Lezen stom? Jij houdt altijd zoveel van boekjes lezen!'

Met een vuurrood hoofd en tranen in haar ogen schreeuwt Madelief haar verhaal eruit. Over hoe ze allemaal in hetzelfde boekje moeten lezen, hardop. En dat ze dan om beurten wat moeten voorlezen. Dat ze geen fouten wil maken, maar dat juist wel gaat doen. En dat ze niet goed is in lezen. Niet zo goed als andere kinderen. Dat ze rijtjes lezen met de stopwatch met de juf helemaal vervelend vindt. Want ze kan niet genoeg woordjes lezen in de tijd die ze krijgt… Ze moet veel oefenen met tempo-lezen, maar ze wil helemaal niet lezen. 'Ik vind lezen STOM!'

Moeder slikt. Ze denkt aan de heerlijke uren met Madelief met boekjes op de bank, aan het samen struinen door de bibliotheek, het grappige fantaseren tijdens het voorlezen 's avonds in bed. Haar dochter is dol op boeken, kan tijd vergetend door boeken bladeren. Ze voelt tegelijkertijd irritatie opkomen richting school en hun aanpak: Hoezo hardop om beurten lezen,  hoezo met een stopwatch tempo lezen? Waar zit het genieten van boeken, van verhalen, van verbeelden? Ze zucht terwijl ze met koffie en limonade richting de keukentafel loopt. Is dit groot worden? Is dit leren dat je niet overal goed in kunt zijn, maar dat dat 'helemaal niet erg' is? Is dit het begin van een hekel krijgen aan lezen?


Madeliefs boze bui lijkt over. Haar kleurpotloden krassen krachtig over het witte papier. Moeder neemt peinzend een slok van haar koffie. 
'Hier schat… je ranja'. 

Ik ben mama en dan ben jij mijn kind

'Wil je meedoen juf? Wij zijn mama en oma, maar we hebben nog geen kind. Wil jij kind zijn?' Ik leg mijn spullen weg en loop mee naar de huishoek. Ik wil best een keertje kind zijn.
Oma en moeder kleden zich om, ik sta een beetje te dralen in de huishoek en vraag aan 'mijn moeder': "Wat ik zal doen?" Ze draait zich om en kijkt me boos aan. 'Naar je kamer, in je bed', wijst ze met een priemende vinger. Ik schiet in de lach. 'En niet lachen, mama is heel boos op jou'. Snel kruip ik op het matrasje, in de foetushouding om mijn te lange benen niet al te veel over het matrasje heen te laten steken. Ik kijk vragend omhoog. Moeder staat naast me en kijkt me doordringend aan. 'Slapen kind', roept ze, 'ik wil niks meer van je horen!'. Ik houd me gedeisd. Moeder en oma gaan aan tafel zitten. Ze gaan thee drinken en koekjes eten. Graag wil ik meespelen, maar ik vrees dat dit mijn rol is, stilletjes in bed. En dat blijkt ook zo te zijn. Moeder en oma beleven allerhande avonturen, keutelen samen door het huis. En als ik durf op te staan hoor ik alleen een dreigend "Uh!" en wijst een vinger me terug naar het matrasje.

Als de school uit is, loop ik mee naar buiten. 'Mijn moeder' huppelt naar het muurtje, waar haar moeder en oma staan. Die staan daar iedere dag. Oma woont bij moeder en 'mijn moeder' in huis.

En ik vraag me toch even af…

maandag 19 februari 2018

Lust jij een auto?

Met een stralende lach kijkt hij ons aan. Graaiend in de legobak. 'Hier!' Mijn oudcollega Edwin  krijgt een treinkarretje in zijn handen gedrukt. Opnieuw rommelt het jongetje in de bak. 'Lust jij ook een auto?', vraagt hij mij. Ja, graag! Ik krijg een kinderwagen in mijn handen gedrukt. En een stukje treinrail. En een blokje met ogen erop. 'Lust jij een paard?' vraagt hij aan Edwin. En hop, daar komt een koe tevoorschijn. Edwin zegt lachend 'Hee, maar dit is toch geen paard? Dit is een … heel zacht maakt hij een loeiend geluidje'. Lachend loeit de jongen mee. 'Moeoeoeoe, een koe!'.

Ik ben te gast op de Emiliusschool. Omdat mijn oudcollega Edwin hier adjunctdirecteur is geworden, en vooral omdat ik benieuwd ben naar deze school. Even mogen we meekijken in een groep. Op dat moment zijn er vier kinderen en drie volwassen. En wij natuurlijk. Een vijfde kind komt binnen. Met een kar vol serviesgoed en een begeleidster. 'Zo, wij hebben afgewassen', roepen de twee vrolijk.


Op deze school zitten kinderen van 4 tot 20 jaar, kinderen met (ernstige) meervoudige beperkingen. We wandelen door groepslokalen, verzorgingsruimtes, gymzalen, sensomotorische ruimtes, een zwembad, werkplekken voor collega's en een prachtige buitenomgeving.
We ontmoeten, groeten, en Edwin vertelt honderduit. Bijna iedere ruimte, ieder kind, ieder materiaal heeft een verhaal.


'Eén van de belangrijkste dingen die we kinderen willen bijbrengen, is kunnen kiezen', vertelt Edwin. Voor kinderen met een laag niveau is dat zo ongelooflijk moeilijk. Maar bij in het kiezen komen autonomie, relatie en competentie samen. Mogen kiezen, wat je lekker vindt, of je wilt zitten of liggen, apparaten aan of uit wilt zetten, links of rechtsaf gaan. Mogen kiezen is een vorm van autonomie, van zelfbeschikking.

Bij het zwembad zitten vrijwilligers te lunchen, zij helpen kinderen met aan- en uitkleden. In de sensomotorische ruimte liggen twee kleine kinderen op een gekleurde lichtbak, terwijl een medewerker zachtjes een transparante doek met kraaltjes over hen heen trekt. Iets verderop een medewerker die een kind verschillende geuren laat ruiken. Ik zie twee grote jongens, de een op een driewieler, de ander in een rolstoel, die vrolijk kratten van de ene plek naar de andere brengen. Een medewerker duwt de schommel van een meisje in de gang. Ik ervaar rust, aandacht, vrolijkheid.

Edwin en ik hebben samen gewerkt op een pabo, daar kennen we elkaar van.
Wij hebben meegebouwd aan partnerschappen Opleiden in School en weten dus hoe het doorgaans werkt met pabo's en opleidingsscholen. Zo'n SO school als deze valt daar gewoon buiten. Past niet in de leerlijn en het curriculum, past niet als stageplek. Terwijl hier zo ontzettend veel te leren en ontdekken valt over onderwijs. Op gebied van aandacht, afstemming, aanbod, interventies, interacties, sfeer en creativiteit. Er lopen geen pabostudenten stage op deze prachtschool. Wat een gemis!
Voor studenten, die veel kunnen ontdekken over hoe deze doelgroep leert en ontwikkelt, maar ook over hun eigen ontwikkeling. Maar ook een gemis voor het speciaal onderwijs, in al haar verschijningsvormen, waar sommige studenten nooit zullen gaan kijken of gaan ontdekken of het bij hen past...

Nieuwsgierig? 

Dank je wel Edwin, kinderen, collega's, vrijwilligers voor deze mooie dag vol indrukken! Wat een fijne plek, jullie school!

Wilma


Vroeger zou een school als deze een Tyltyl school hebben geheten. Ken je het verhaal van Mytyl en Tyltyl? Het zijn de jongen en het meisje uit het sprookje L'oiseau blue van de Waalse schrijver Maeterlinck. In dit sprookje krijgen Mytyl en Tyltyl van een fee de opdracht om de blauwe vogel van geluk te gaan zoeken. Hoe ze hun best ook doen en waar ze ook zoeken, ze vinden de vogel nergens. Als ze weer thuisgekomen zijn, besluiten de kinderen om hun witte tortelduifje aan een ziek buurmeisje te geven. Op dat moment verandert het duifje in een prachtige blauwe vogel. De vogel kiest onmiddellijk de vrijheid en blijft, evenals het geluk, ongrijpbaar. Het zieke buurmeisje geneest spontaan.

De namen Mytyl en Tyltyl zijn soortnamen geworden voor leerlingen met lichamelijke en meervoudige beperkingen. Net als in het sprookje is het de ambitie van de medewerkers en alle betrokkenen van de Mytyl en Tyltyl scholen om de leerlingen te ondersteunen in het vinden van 'geluk'. De blauwe vogel in het logo van de Emiliusschool staat daarvoor symbool' (bron foto en tekst: Schoolgids/website Emiliusschool). 

zaterdag 17 februari 2018

Ik zie, ik zie... Een foto van een museum en een spervuur van vragen.



Zomaar een foto op internet, ik heb geen idee van wie, door wie gemaakt en wat de context is.
Wat zie je hier? Is hier sprake van opvoeding? Van onderwijs? Kunsteducatie wellicht?
Kun je in de huid van deze kinderen kruipen en denken, voelen, ervaren wat zij mogelijk denken, voelen, ervaren? Welke vragen ze mogelijk hebben?

Lukt het je vanuit zoveel mogelijk perspectieven kijken?
Hoe is het wanneer je door de bril van grootouders kijkt, die op een onverwachte studiedag van school inspringen als oppas voor de kleinkinderen en hen meenemen naar een museum waar zij graag en vaak komen?

Stel dat het een chique vernissage is, waar ook wat kinderen mee zijn gekomen, maar de wijn en wijze praat vinden vooral plaats in een andere zaal, bij de catering? Kijk je dan anders naar de foto?

Stel je bent leerkracht of hulpouder en je loopt met een kijkwijzer met gerichte vragen per schilderij door dit museum, wat dan? Heb je de neiging om in te grijpen, mee te kijken? Te luisteren? Vragen te stellen? Of wil je hier juist van afblijven? Moet je hier iets?

Wat zouden bedoelingen kunnen zijn geweest van de mensen die de kinderen meenamen naar dit museum?
Kun je zoveel mogelijk redenen verzinnen om met kinderen in een museum te zijn? En te bedenken wat het lange en korte termijn effect is van dit museumbezoek?

En als je kijkt door de bril van de kerndoelen? Competentieontwikkeling? Basisbehoeften? Kun je dat effect voeden? Wil je dat effect voeden?

Kun je verzinnen hoeveel interacties en interventies er mogelijk zijn? Welke scenario's zie je?
Maakt het voor jou uit of kinderen 4, 8, 10 of 15 zijn in deze situatie? 

Hoe zit het met jouw eigen biografie? Kom je graag in musea? Welke ervaringen heb je als kind met museumbezoek? Schilder je zelf graag? Ga je vaker naar tentoonstellingen? Wat wil je met kinderen en musea? En hoeveel zegt jouw biografie van alle dingen die je hierboven bedacht?

Maakt het voor pabo-studenten uit als een gesprek over een foto als deze gebeurt in het bijzijn van een docent Beeldend? Of een docent Onderwijskunde? Pedagogiek? Taal? Wiskunde? Biologie? Geschiedenis? Of deze verkenning spontaan ontstaat of dat deze foto ieder jaar opnieuw startpunt is van een nieuw leerarrangement, maakt dat uit?


En hoe ervaar je dit spervuur van vragen? Doet het afbreuk aan de foto, of zet het je aan het denken?