zondag 30 januari 2011

Wat voor een geluiden kun jij maken?

Tijdens Nevelle Harper’s lezing over documenteren en observeren, werden we op allerlei manieren aan het denken gezet over het begeleiden van processen bij jonge kinderen. Een voorbeeld was wel heel bijzonder: Een van de peuters bleek erg bedreven in het uitvoeren van okselscheten en oogstte grote bewondering en navolging bij de rest van de groep. Een nieuw project was geboren.

Lichaamstaal
Als vanzelf kwam het gesprek op welke geluiden je nog meer kunt maken met je lichaam. De begeleidsters van de groep stimuleerden de kinderen tot het visualiseren van al hun vondsten. De peuters maakten prachtige tekeningen van hikken, boeren, scheten, blazen, puffen en ga zo maar door. De geluiden werden heel verschillend weergegeven: kartelig, bobbelig, rondjes, vuurwerk, stoom, rook. Maar het was direct duidelijk uit welk lichaamsdeel welk geluid kwam.

Hoe ziet geluid eruit?
Het onderzoek ging gestaag door vanuit de vragen die opkwamen bij de kinderen. De geluiden gaan door de lucht op reis naar onze oren. Maar hoe dan? Als je geluid zou kunnen zien, hoe zou dat er uit zien?
Weer verscheen een prachtige reeks tekeningen en foto’s met oren in alle grootten en formaten. Daarbij getekend de verschillende geluiden op reis naar het oor. De gesprekken waren levendig: Als je geluid zou kunnen zien waren het vast allemaal luchtbelletjes die een voor een je oor inglijden. Een ander zag het meer als een grote stroom golven in verschillende kleuren. Een derde dacht dat er heel veel verschillende lijntjes naar het oor liepen, omdat er zoveel verschillende geluiden zijn. Golven, kartels, strepen, ook hier weer volop variatie.

En van binnen dan?
Nu raakte de groep gefascineerd door de oren. Hoe zou het daarbinnen zitten? Als je erin kijkt zie je een donker gangetje, waar reist het geluid naar toe in ons hoofd?
Met die vraag gingen de peuters en begeleidsters het weekend in.
Een begeleidster was helemaal enthousiast, ging direct naar de bibliotheek en zocht een boek met een prachtige doorsnede en gevisualiseerde uitleg over de werking van het oor. Op maandagochtend wist ze direct de groep peuters om zich heen te verzamelen. Gefascineerd doken ze met elkaar het boek in. En dat was het.
Einde onderzoek, einde project. Er waren geen vragen meer, het antwoord was gegeven.

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Portugal

Op de school van mijn zoon vinden ze het belangrijk dat kinderen in groep 7 thuis werkstukken leren maken. Een begeleidende brief voor ouders, een einddatum en een werkstukwijzer kregen we mee. Weerbarstig kind, overenthousiaste moeder en die combinatie op een zonnige woensdagmiddag terwijl voetbal ook heerlijk zou zijn.
Portugal, was het verplichte land waar wij ons druk om mogen maken. De bieb heeft boeken, internet heeft veel sites, als je de Wikepedia pagina uitprint en er wat plaatjes bijplakt is het klaar en kun je buiten spelen. Hoe maak je dit betekenisvol voor je kind?
Gelukkig was er iemand bij ons aan het klussen die op huwelijksreis naar Portugal was geweest en ons ‘prettige’ gesprek aanhoorde. “Hee Portugal, daar ben ik geweest”. Zoon keek verrast op en zei: “En… wat was daar leuk aan?” “Tja”, dacht klusser hardop “Eigenlijk viel het een beetje tegen, niet zoveel. Maar het was onze huwelijksreis, dus het was toch heel leuk”.

Werkstukwijzer
We worden bepaald niet wijzer van de werkstukwijzer. Voorwoord. Vertel waarom je dit onderwerp gekozen hebt en wat je er graag van wilt weten. “Het moest. Niks”.
Dan maar door naar de hoofdstukindeling en al zwetend en balancerend op het randje van ergernis werken we ons door de boeken en de vragen. Ik begin Portugal te waarderen en overweeg een vakantie. Bij zoonlief komen ook wat vragen op: hij is erg benieuwd hoe die Portugezen erbij zijn gekomen de wereld over te reizen en daar hun vlaggen te planten. Maar ook vraagt hij zich af waarom veel mensen in Portugal hun middelbare school niet afmaken en niet gaan studeren. Ik voel aanknopingspunten voor onderzoek én een beetje betrokkenheid, maar helaas: de afgesproken tijd is verstreken en daar houdt mijn zoon zich strikt aan. Wordt vervolgd, we hebben nog een maand.

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.


Niet mijn probleem

Het is een herfstachtige oktoberdag: guur, kil en regen.
Ik breng mijn zoontje naar school. De hele school gaat op schoolreis: in grote bussen naar de dierentuin. Op het plein is het een drukte van jewelste. We zijn net nieuw hier, vanaf het hek kijk ik hoe mijn zoontje zijn weg baant naar zijn klas toe.

Er staat een groep jongens hard schreeuwend bij elkaar. Ik schat groep 7. Een juf met een leerlingenlijst in de aanslag kijkt, telt en schrijft. Een jongen komt naar hen toe gelopen. Zijn zool flapt onder zijn schoen vandaan. Hij loopt op zijn sok. Zijn klasgenoten hebben hem gezien. De jongen lacht en flappert nog een paar keer zijn zool omhoog. De leerkracht kijkt ook. Ik ben benieuwd, wat nu?
De bussen starten hun motoren en de juf kijkt en telt. Ik krijg het warm. Twijfel of ik me ermee mag bemoeien of niet. Loop dan toch maar op haar af en zeg: “Heeft u gezien dat zijn zool helemaal loshangt?” “Ja”, verzucht ze “bent u familie of de oppas?” “Ehm, nee, de moeder van een van de kinderen hier op school”. “Heb ik weer hoor”, moppert ze, terwijl ze bozig naar de jongen kijkt. “Misschien moeten we er iets aan doen”, opper ik, “het is erg slecht weer en als hij zo de hele dag in de dierentuin moet lopen…” Ik kan mijn zin niet afmaken. Juf zegt dat dat niet haar probleem is, maar dat van zijn ouders. Ik voel me opgelaten, de jongen staat wat naar de punten van zijn schoenen te kijken. Dan bedenkt ze opeens iets: “Ik heb binnen nog een postelastiek liggen, die ga ik wel halen, dan binden we die erom”.
“Tja”, zeg ik, “Volgens mij is die in vijf minuten doorgesleten, en zit je nog met hetzelfde probleem. Zijn er geen gymspullen van dit kind op school. Of van iemand anders, die hij zou kunnen lenen?” Juf zucht, ze heeft hier duidelijk geen zin in.
Dan krijg ik de lijst in mijn handen gedrukt. “Oké, wil jij dan even op mijn klas passen” Nog net op tijd kan de jongen met witte gympies mee in de bus.

De dagen erna ben ik aan het werk op een aantal scholen. Ik leg dit dilemma voor aan de teams die ik ontmoet, met de vraag: Wat zou jij hebben gedaan? Jouw probleem of niet jouw probleem? Het antwoord is bepaald niet eenduidig. Dat verrast me. De discussie is levendig en boeiend, maar soms ook zorgwekkend. Ik hoop van harte dat mijn kinderen leerkrachten ontmoeten die soms ook bedenken hoe het is om in hun schoenen te staan, ook al valt dat net buiten hun taakomschrijving!

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Niet de juiste maat

Op een dag spreek ik met mijn zussen over mijn twee 4 jarige neefjes. Even oud, allebei in de kleutergroep gestart, allebei een kind van een zus van mij maar daar houden de overeenkomsten op. De ene stak al hele verhalen af vanuit zijn luier, de ander klautert en klimt op alles wat zich daartoe leent. De ene heeft moeite met fietsen en voetballen, de ander komt slecht uit zijn woorden als hij gepassioneerd wil vertellen. Twee unieke, eigenwijze kleuters met hun eigen voorkeuren en mogelijkheden. Wij zagen het en genoten van hun processen. Tot dan. Al woont de ene zus in het oosten van het land en de ander in het zuiden, over een ding zijn hun leerkrachten het roerend eens: Met mijn neefje gaat het “niet goed”.

Mijn ene zus komt gedesillusioneerd van het oudergesprek op school terug: haar zoontje gaat RT krijgen. School maakt zich zorgen over zijn motorische ontwikkeling. Er moet dringend iets gebeuren. Ook de andere zus krijgt een gesprek omdat het “niet goed” gaat. Haar zoontje krijgt RT omdat zijn werkwoordspelling ver onder de maat is en het chronologisch vertellen erg chaotisch gaat. En ook thuis moet veel geoefend worden.

Wat gebeurt er op zo’n moment met zussen: Hun beeld over hun kind verandert. Er komt onzekerheid bij en angst. Zou het helemaal goed komen? Hebben meer kinderen dit? Loopt hij erg achter? Zit het in onze kant van de familie? Heb ik iets nagelaten? En oplettendheid en soms geïrriteerdheid richting kind: Doe het dan ook anders!

En wat gebeurt er met speelse neefjes? Die merken ook ineens dat ze het toch niet helemaal goed doen. Dat merken ze aan hun ouders, aan de juf. Dat merken ze aan de oefenmomenten waarop ze getraind gaan worden. Er komt onzekerheid bij en wat angst. En oplettendheid richting volwassenen: Doe ik het zo goed? Er wordt benadrukt dat het he-le-maal niet erg is, dat je van oefenen véél kunt leren.

Inmiddels zijn mijn beide neefjes Neven-van-Zeven geworden. Groep 3-ers. Groep 3-ers met huiswerk. Ik blijf me verbazen. Mijn ene neefje mag dagelijks een aantal regels schrijfoefeningen doen. Dezelfde schrijfoefeningen waar hij op school al zo zijn buik van vol heeft. Met potlood, een kleur- en geurloos stapeltje stencils. Mijn andere neefje oefent dagelijks eindeloze woordrijtjes, ik, mik, pik, sik, tot het goed gaat. En anders gewoon opnieuw. Mijn zussen zuchten. Daar houdt de overeenkomst op.

Tegenover mijn zussen schaam ik me een beetje voor mijn collega’s in het onderwijs. Ik zou die juffen stiekem willen bellen en in willen fluisteren: Er is niet zoveel mis met mijn neefjes hoor. Lees je boeken eens na over de ontwikkeling van jonge kinderen. En praat eens met ze, over wat ze leuk vinden en wat helemaal niet. Wat voor speelgoed ze hebben, wat ze vaak doen, wat nooit. En houd eens op met dat vreselijke huiswerk. Ze zijn zeven. Laat ze na schooltijd buiten spelen: Ze hebben al zolang stil moeten zitten. Geef leuke tips mee voor thuis: Moppenboeken, prentenboeken, luisterboeken, strips. Verpakkingen aan tafel, kwartetspelletjes, liedjes, raadspelletjes. Laat ze spelen met zand, klei, kralen, lego en knutselspul. Dat doet de fijne motoriek goed en de stemming thuis ook.

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt trainingen, tweedaagses, studiereizen en workshops voor PMWers, ouders, leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Kleurrijk verwonderen

Met zwierige stroken crêpepapier draaiden en zwaaiden de kleuters over het plein.
Tot het tijd was om weer naar binnen te gaan. De stroken werden op de tafel gelegd, waar druppels water hun structuur en kleur direct aantasten. Verbazing alom.
Reden voor de leerkracht om met potjes, water en allerlei kleuren crêpepapier verder te experimenteren. De kleuters waanden zich tovenaars en experimenteerden voluit.
‘Kunnen we nog meer doen?’ vroegen ze hun leerkracht. Zij bedacht een nieuw experiment met een vochtige, halfpapieren handdoekrol en dikke stiften. Het drukken van de punt op de handdoek liet de inkt snel uitwaaieren. De natte vellen met kleuren werden opgehangen om te drogen, de kleuters mochten naar de speelzaal. Terugkomend uit de speelzaal keken ze ontzet naar de handdoekrollen. Alle prachtige kleuren waren weg, ze waren omlaag gekropen en vormden onderaan de rand en dikke bruinige onregelmatige streep. ‘Iemand heeft onze kleuren gejat!’ ‘ Hoe kan dat, wat is er gebeurd?’
De kinderen besloten opnieuw dezelfde kunst te maken, maar nu zonder weg te gaan.
Met hun blik strak op de handdoeken gericht zagen kleuters een wonder gebeuren..

©WilmavanEsch









Wilma van Esch (1966) was projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgde (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Je naam





Eric, Maria of Aïsha

Zodra je binnen komt bij kindercentrum Stella Nova in Stockholm, heb je een naam en een gezicht.
Je bent welkom. Als men weet dat je komt, hangt de poster met je naam al  klaar: Välkommen! Nevelle Harper, directeur van Stella Nova,  benadrukt dat er op zijn kindercentrum geen ‘vader van’ of ‘moeder van’ binnenkomt. Vanaf dag één wil hij dat zijn personeel de voornamen van vader en moeder weet en onthoudt. Soms levert dat aardig wat tongbrekers op. De kinderen op Stella Nova zijn namelijk van vele verschillende nationaliteiten.

Best lastig soms
Toen een van zijn collega’s aangaf dat de naam van een moeder niet uit te spreken was, zei Nevelle: “Dan neem je maar een middag vrij en ga je de hele middag niets anders doen dan die naam oefenen. Ik weet zeker dat het je dan wel lukt”.
Ouders reageren soms wat verbaasd, zijn het ook niet gewend om met naam genoemd te worden.
Nevelle vertelt dat er op een keer kwam een nieuwe Afghaanse moeder kwam, met een onmogelijke naam. Nevelle en zijn collega’s probeerden telkens opnieuw haar naam goed te zeggen, maar ze lachte smakelijk en zei: “Gebruik mijn nickname nou maar, mijn naam is niet uit te spreken”.
Maar daar wilde Nevelle niet naar luisteren: “Je hebt een naam gekregen en die gaan we gebruiken”. Na veel, heel veel oefenen lukte het hem eindelijk om het bijbehorende keelgeluid te maken. “Trouwens, hoe is je nickname eigenlijk?”, vroeg Nevelle benieuwd.
“Mijn Afghaanse vrienden noemen me Nazi”, glimlachte de vrouw, het lachsalvo van Nevelle niet begrijpend.

Jouw naam
Wanneer de kinderen van Stella Nova koffie schenken voor de gasten, is er een kopje speciaal voor jou, met een naamstrookje erin. De kinderen noemen je naam, voor je je kop koffie krijgt.
Op de familiewand hangen foto’s van de belangrijke mensen die bij de kinderen van Stella Nova horen, met hun naam.
Begeleiders en stagiaires hangen met foto en naam bij de unit waar ze werkzaam zijn, daaronder een persoonlijk woordje, zodat ze gekend kunnen worden.

De papa’s en mama’s langs de lijn
Terug in Nederland stond ik zoals gewoonlijk weer wat blauwbekkend langs de lijn bij de voetbaltraining van mijn zoontje. We hebben een trouw clubje ouders, 3x  per week staan we met elkaar te kijken naar onze kinderen, enthousiast aanmoedigend. Soms zeggen we ook iets tegen elkaar: “Mooie pass had jouw zoon!” of “Goed overgespeeld, dat doen ze steeds beter”.



Ik dacht aan Zweden en de bijzondere ontmoetingen en bedacht me dat ik eigenlijk best wilde weten hoe de papa’s en mama’s naast me heetten. Dus gooide ik het maar in de groep: “We staan hier nou drie keer per week, maar ik weet eigenlijk niet eens hoe jullie heten.” En voor het eerst keken we elkaar aan en gaven over en weer handen. Direct kwamen er gesprekken op gang. “Hé, ben jij dan toevallig een broer van…?” “Zat jij niet bij mij op de middelbare school?” “En waar werk jij dan?”
Er kwamen geanimeerde gesprekken op gang, waarbij we even vergaten naar onze kinderen te kijken. Iedere zin startten we met het noemen van de naam, dikke pret om iets kleins.
Het is nu drie weken geleden, en het is niet meer overgegaan. De ouders van E7 hebben iets met elkaar gekregen, we zijn geïnteresseerd in elkaar en benieuwd naar elkaar. Vanochtend stond ik bij een uitgestorven voetbalveld. Afgelast, ik had niet goed op Teletekst gekeken. Verbaasd moest ik constateren dat ik net zo teleurgesteld was als mijn zoontje, zij het met andere motieven…

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

In het land der blinden is Eenoog koning

Mijn vader gebruikt een navigatiesysteem om Nederland door te crossen, belt mobiel vanuit het buitenland en draait voor internetbankieren zijn hand niet om. Tot hij verandert van bank en een uitgebreid schrijven ontvangt hoe je bij deze bank je bankzaken online kunt regelen. Ik denk dat het onzekerheid is of de angst om fouten te maken die hem doen vragen of ik het een keer met hem door wil nemen.
In het land der blinden is Eenoog immers koning.
Samen met mijn zoontje van tien ga ik de uitdaging aan.
De gebruikersnaam wordt omgezet in een eigen gebruikersnaam, de gegeven pincode vervangen door een zelfbedachte pincode et voila… gebruiksklaar. Ik log uit en laat mijn vader stap voor stap nog eens zien hoe het werkt. Hij knikt tevreden: helemaal begrepen!
“Zou je het opa niet eens een keer zelf laten doen”,  suggereert mijn zoontje nuchter. “Hoe weet jij nou of hij het echt gesnapt heeft”? Helemaal waar, natuurlijk! Dus mijn vader gaat aan de slag. Op de startpagina gaat het al mis, dus ik stuur bij. Bij de gebruikersnaam pakt hij de startbrief, ik attendeer hem op de nieuwe naam en zo worstelen we ons erdoor.
“Gelukt”, zegt mijn vader blij.
“Opa, mama heeft alles voorgezegd”, zegt mijn keizer, “doe het nog eens een keer zelf, anders kun je het de volgende keer nog niet.”
Na nog drie pogingen en een ter plekke ontwikkelde, handgeschreven handleiding lukt het mijn vader zijn betaalrekening te gebruiken.
En dan is er eindelijk koffie.

Op weg naar huis loopt mijn zoon al steentjes schoppend naast me. Hij kijkt niet op. “Als het aan jou had gelegen, had opa het écht nooit geleerd. Je moet het mensen wel zelf laten doen, anders leren ze het nooit, hoor!”

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Hippocrates' eed in tegenstelling tot onderwijsleed

Hippocrates’ eed in tegenstelling tot onderwijsleed:
Tegeltjes wijsheid of welgemeende belofte?

In een sentimentele ziekenhuis-soap werd ik geraakt door een bijna gepensioneerde arts die ten overstaan van een volle zaal opnieuw zijn Eed van Hippocrates aflegde. Een prachtige, integere manier om je beroepsethiek te duiden. En ik bedacht me hoe mooi het zou zijn als onze Pabo studenten op hun laatste schooldag een dergelijke eed zouden uitspreken. Niet om te zweren op Goden, de Bijbel of de Koran, maar vanuit je diepste zijn een belofte uit spreken waar je naar wilt streven.

Op internet vond ik de Artseneed van de KNMG en de VSNU, die in 2003 is geherformuleerd. Het uitspreken van deze eed markeert in Nederland en in veel andere landen het einde van de universitaire artsopleiding, maar heeft op zich geen juridische betekenis. En toch… Pabo’s laat je uitdagen!

Met eenvoudige aanpassingen is deze om te vormen naar een eed voor leerkrachten:

Ik beloof dat ik het onderwijzen en opvoeden zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens.
Ik zal zorgen voor kinderen, wijsheid en ontwikkeling bevorderen en angsten verlichten.
Ik stel het belang van het kind voorop en eerbiedig zijn opvattingen.
Ik zal aan het kind geen schade doen.
Ik luister en zal hem goed inlichten.
Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd.
Ik zal de onderwijskundige en pedagogische kennis van mijzelf en anderen bevorderen.
Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden.
Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving.
Ik zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van het onderwijs bevorderen.
Ik maak geen misbruik van mijn onderwijskundige en pedagogische kennis, ook niet onder druk.
Ik zal zo het beroep van leerkracht in ere houden.
Dat beloof ik!

Tegeltjeswijsheid? Ja, het liefst boven ieder bureau in iedere klas.
En graag een inspecteur en schoolbestuur die dit heel serieus nemen!

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Het is Bart

Groep 8 krijgt computerles aan de andere kant van het gebouw. De groep wordt begeleid door Marieke, een jonge LIO-stagiaire. Op verzoek van de schoolleiding draai ik met alle groepen een poosje mee om leerkrachtstijl bespreekbaar te maken. Marieke is zichtbaar niet op haar gemak.
De groep is ook onrustig. Duwend en trekkend lopen ze over de gang naar het computerlokaal. Er zijn kennelijk voorkeursplaatsen, want iedereen zoekt zo snel als hij kan een plekje.  Vlak voor me gaat een meisje zitten. Ze wil de pc opstarten, maar op dat moment verschijnt een grote, magere jongen achter haar stoel. “Ik wil hier” stoot hij uit. Met twee handen pakt hij de stoel van het meisje en trekt hem onder haar vandaan.  Het meisje maakt zich snel uit de voeten en vrijwel onaangedaan gaat de jongen zit, schuift zijn stoel aan en start de computer.
Hevig verontwaardigd geef  ik  hem een duw tegen zijn bovenarm. “Hallo, waar ben jij mee bezig?” roep ik uit. De jongen laat zijn blik van top tot teen over mij heen gaan en haalt zijn schouders op, zijn blik weer richting computer.  “Ik heb het tegen jou”, probeer ik nogmaals, “zoiets doe je toch niet?!!”  Op dat moment trekt Marieke me zachtjes aan mijn mouw: “Wilma, luister even, dat is Bart”. Verbaasd kijk ik haar aan. Ze vervolgt fluisterend : “We vermoeden dat hij een vorm van autisme heeft en als je hierop reageert wordt hij vreselijk boos, dus we laten hem maar even, totdat hij getest is ”.
In de nabespreking hebben we het over dit incident. Wie is gebaat bij deze aanpak? Bart niet, zelfs al blijkt hij autistisch, dan is deze aanpak funest voor hem. We spreken over aanvaarding, echtheid en empathie. Marieke lijkt empatisch naar Bart toe, maar dat is maar schijn. Als je kijkt naar zijn werkelijke behoeften, dan zou het plezierig zijn hem vooraf een plek te geven. Dan weet hij waar hij aan toe is, en zal niet zo onbeholpen te werk gaan. Voor Marieke is dit ook niet goed. Ze voelt zich doodongelukkig in deze situatie. Qua aanvaarding accepteert Marieke grensoverschrijdend gedrag, om erger te voorkomen. En haar echtheid durft Marieke allang niet meer te tonen, bang voor zijn boze aanvallen.  De klas is inmiddels gewend aan dit patroon: een juf die accepteert en Bart die geen grenzen kent. Het is zaak voor Marieke haar echtheid te tonen, duidelijk aan te geven bij Bart en bij de klas wat wel en niet kan en zich echt in Bart te verplaatsen en de wereld vanuit zijn onveiligheid proberen te bekijken.
Ik loop naar de hoek van het computerlokaal. Daar zit het meisje zacht huilend achter haar computer. Ik ga bij haar zitten: “Laat je zomaar die stoel onder je uittrekken?” vraag ik haar zacht. “Wat moet ik anders”, snikt ze “het is Bart!” Haar machteloosheid raakt me. Iedereen is slachtoffer in dit verhaal. En wie doorbreekt het?

(c) Wilma van Esch - teamleider FHKE pabo Veghel
 
Deze column dateert uit 2011. Wilma van Esch (1966) was in die tijd projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgde lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Feedback geven... een hele kunst

Het studerend lezen schrift van Ruben, 12 jaar, groep 8 is uit, dus komt mee naar huis. Ruben heeft geen moeite met begrijpend lezen, kan informatie vlot uit de tekst halen. Onthoudt gedetailleerd wat hij tegenkomt. Maar heeft grote moeite met het maken van werkstukken en het schrijven van een opstel of essay. Zijn betrokkenheid is erg laag bij dergelijke zaken. Hij wil heel graag weten, onderzoeken, maar reproduceren of er een vorm aan geven is erg lastig. De methode kan hierbij strategieën bieden. Hier een weerslag van zijn schrift. Met zwart Ruben, met rood zijn leerkracht. De leerkracht kijkt zo te zien om de zoveel lessen in het schrift. Er staat heel af en toe een opmerking bij.

Blz. 1
‘wist ik al
wist ik al
wist ik al’
Tekening van vreemd uitziend mannetje
Op blz 2 en 3 werkt hij kort en bondig de vragen af.
Blz 4
‘hoofdgedachte bepalen
ik weet nu niets te verzinnen’
Ruben, begin een zin met een hoofdletter!
Vervolg blz 4, 5, 6 Ruben geeft antwoord op gestelde vragen
Blz 9
‘ik vond het makkelijk om een te maken uit het beeldmateriaal
ik vond het makkelijk om een plan van aanpak te maken’
Blz 10 Ruben geeft antwoord op gestelde vragen
Blz 11 ‘goed – niks – daarom’
Maak goede zinnen!!
Blz 12 Na weer een rij antwoorden:
‘goed – goed – weet ik niet’
Na nog wat bladzijdes met af en toe doorhalingen van Ruben:
‘alles – niks
woordparaplu: dat vind ik fijner’
Niet doorstrepen!
Weer wat bladzijdes
‘ik vertel waarover ik het doe
ik ga info opzoeken en vertellen
ik laat wat shots zien
nee, nee, daarom en nog eens nee’
Vulpen!
Weer pagina’s vol
‘saai – woordpad – daarom’
Dit moet beter!

Gelukkig… op de laatste bladzijde ben ik het voor het eerst met de feedbackgever eens! Zullen we eens gaan praten, juf?

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

En je score is

Mijn lichtvoetige nichtje van 4 danst door het leven. Haar blonde krullen springen alle kanten op en ze betovert ons iedere keer. Sinterklaas heeft een geweldig cadeau voor haar gevonden. Een Nintendo Wii spel waarbij je kunt zingen en dansen op bekende liedjes. De microfoon en gevoeligheid van de handgrepen maken dat je contact maakt met het spel op de tv. En dat je avatar meedanst en zingt voor publiek en jury.
Kaasje voor prinsesje. Vol overgave zingt en swingt ze “Alles is liefde” voor een virtuele jury. Vier jaar en dan al zo kunnen dansen en zingen! Wij zijn ontroerd en geraakt.
De virtuele jury is ook geraakt, zij het niet zo positief. Na het optreden klinkt applaus van het publiek en dan komt het jurycommentaar in het Engels. “What a disaster!” “Please go home!” “Verveel ons en jezelf niet langer en ga gauw naar huis.” Score: Een 2! De avatar van mijn nichtje kijkt boos en teleurgesteld en druipt af.
“Waarom kijkt mijn poppetje niet meer blij?” vraagt nichtje verbaasd. Snel klikken we op het volgende liedje. “Omdat ze snel verder wil zingen en dansen, en niet wil wachten”. Ze danst en zingt de sterren van de hemel. Hopelijk nog heel lang!

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Een warm welkom

Op de ramen van voorschool Stella Nova in Stockholm is van verre te zien dat er een nieuw kind de school gaat bezoeken: De foto’s van Aisa en haar ouders hangen groot op de ramen. Bij de deur staat haar mentor Alex te wachten. De mentor is 5 jaar en zal Aisa van 2 wegwijs maken de komende weken. Net zolang totdat Aisa aangeeft, dat het niet meer nodig is. Een paar dagen geleden heeft hij haar een zelfgemaakt boekje gegeven, met foto’s van activiteiten en spulletjes waarvan hij denkt dat het leuk is om te weten dat Stella Nova dat in huis heeft.  Er zitten ook foto’s van de begeleiders in en natuurlijk van de mentor zelf.

Fijn, er komt een nieuw kind!
Telkens wanneer er een nieuw kind aangemeld wordt op Stella Nova gaat dezelfde procedure van start. De leerkracht van de 5 en 6 jarigen vertelt in de kring dat er een nieuw kind gaat komen en vraagt wie van de kinderen dit keer mentor wil zijn. Het animo is groot, kinderen vinden het fijn om voor een ander te mogen zorgen en een warm welkom te geven. Niet alle kinderen kiezen hiervoor, sommigen hebben genoeg aan zichzelf. Een aantal kinderen is ervaren mentor en heeft het al een paar keer mogen doen.

Vertel eens...
Nevelle Harper, directeur van Stella Nova, gaat ruim van te voren op huisbezoek. Stella Nova staat in een kleurrijke wijk. Deze huisbezoeken zijn doorgaans een gezellige meeting met opa, oma, ooms, tantes, ouders, broers en zussen. De belangrijkste vraag aan de familie is ‘Vertel eens, wat voor kind is jullie kind?’ En met een schat aan informatie over spelen, eten, familieleden en troosten gaat Nevelle terug naar school. De ouders krijgen het verzoek een A4 vol te plakken met foto’s van alles wat belangrijk is voor hun kind. Deze platen komen heel divers terug: Bij het ene kind zie je veel speelgoed, bij een ander de huisdieren en een derde plaat zit vol familieleden en vriendjes. Deze A4tjes worden gelamineerd op ooghoogte aan de wand gehangen in het lokaal waar het kind komt. Aan een ringetje, zodat het te allen tijde bekeken kan worden en meegenomen naar bijvoorbeeld de kring of een knuffelhoekje. Deze kaarten geven volop informatie en hebben al vaak dienst gedaan om te troosten of een leuk gesprek aan te gaan.

Rituelen
Op de eerste schooldag gaan de mentor en een leerkracht van Stella Nova het kind en zijn ouders thuis ophalen. Op de tweede schooldag staan mentor en leerkracht halverwege. En op de derde schooldag staat de mentor bij de deur het kind op te wachten. Mooie rituelen om de overgang te versoepelen. In de hal hangen foto’s van de mensen die in de groep werkzaam zijn, met een toelichting. Ouders, mentor en kind komen binnen: Jassen mogen uit, overschoenen aan: het spelen en werken op Stella Nova kan beginnen.
Welkom!

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Een echte heks

Vlakbij onze school woonde vroeger een echte heks. Iedereen van onze school wist dat ze daar woonde, en veel kinderen hadden er al ooit een avontuur beleefd. Ze woonde in een ietwat verwaarloosd rijtjeshuis, met grofmazige jaren ’70 gordijnen. Alhoewel de wijk veel speelveldjes had, bleek de straat van deze mevrouw, en vooral het stoepje voor haar huis, aantrekkelijk speelterrein. We keken wie er het meeste durfde. Heel soms verscheen ze voor de ramen, keek ons indringend aan en balde haar vuist. Dat was heel eng, maar weerhield ons er niet van de volgende dag weer door de straat te fietsen. Niemand sprak er thuis over, je keek wel uit. Heel soms kwam de directeur van school in de klas vertellen dat het afgelopen moest zijn. Als hij erachter kwam wie dit deden, dan waren we nog niet jarig…

Deze week moest ik ineens aan haar terugdenken. Op het journaal verscheen een Boze Buurman. De rechtbank had gesproken, het recht had zegegevierd. Na 19 uur zal er niet meer gespeeld worden op het schoolplein in zijn straat. Hij was er trots op dat hij dit bewerkstelligd had en wist zeker dat hij een breed verspreid onderbuikgevoel van zijn dorpsgenoten durfde uit te spreken. Op internet las ik dat er de afgelopen tijd veel gebouwd was in die buurt. Dat de speelveldjes aan ruimte ingeleverd hebben en dat de school besloten had de sleutel van het plein na schooltijd aan ouders te geven, zodat kinderen nog zouden kunnen spelen. Tot deze uitspraak.
Wat zouden de kinderen nu gaan doen: Express in de buurt fietsen? Viezigheid over zijn schutting gaan gooien?

Hoe zou het zijn als er op de school een leerkracht stond, die met de kinderen ging praten over deze meneer? Niet veroordelend, maar gewoon, over een meneer die een probleem heeft. Hoe zou het zijn als er op een druilerige dag ineens een groep kinderen zingend voor zijn raam zouden staan en mooie tekeningen en briefjes in de brievenbus zouden stoppen.
Zou hij zich verschuilen achter de gordijnen, of …

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Een doosje vol ideeen

Het is inmiddels een flinke tijd geleden. Levi zal uitgegroeid zijn tot een grote puber, destijds was hij een flinke kleuter. Thuis zat het niet lekker. Levi kwam iedere ochtend overstuur op school. Aan werken kwam hij niet echt toe. Maar hij was wel mijn trouwe maatje, mijn partner in het onderwijsproces.
Zat ik in de kring, zat hij naast me. Zat ik aan de instructietafel, schoof hij aan. En alle kinderen die bij me kwamen om iets te vragen, voorzag hij van een helder advies. Vooral op het gebied van plannen en keuzes maken was Levi een kei.
Maar zelf kiezen en zelf werken, dat lukte gewoon niet.

Op een dag bespraken we dat hij aardig wat ideeën had geopperd en dat zijn klasgenoten het enorm waardeerden. We besloten de opdrachten op hard kartonnen kaartjes te schrijven. Levi dicteerde, ik schreef en tekende. Levi vond een doosje waarin de kaartjes pasten en stopte telkens vol trots een nieuw kaartje erin.
De dagen erna kwamen kinderen telkens bij Levi een kaartje trekken en gingen vol enthousiasme aan de slag met de bouw-, knutsel en werkopdrachten.
“Zeg Levi”, opperde ik na een paar dagen, “als je zelf eens een kaartje trekt en gaat werken. Zie je hoeveel plezier de rest heeft?”
“Mwa, neuh”, reageerde Levi. “Dan moet ik doen wat ik pak…”
Ja, dat was de deal, maar ik gaf aan dat alle kinderen dat deden. En hij wist hoe leuk de opdrachten waren, want hij had ze zelf bedacht.
“Als er nou een paar lege kaartjes tussen zouden zitten…”, dacht Levi hardop.
“Dan wat?”
“Dan zou ik het wel doen, dan kan ik ook de mazzel hebben dat ik zelf mag kiezen”. Triomfantelijk keek hij me aan en trok een kaartje uit het doosje.
“Maak een kasteel met 3 torens en een ophaalbrug, makkie!”
Nog geen 5 tellen later was Levi hoogbetrokken aan het bouwen. De dagen erna werkte hij de ene na de andere opdracht af, enthousiast over wat hij zelf bedacht had.
De doos met kaartjes heb ik nog lange tijd gebruikt, ook in de jaren na Levi...

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Een banaan in een bruine hoek

32 kleuters in een kring, klaar om zelfstandig te gaan werken. Anja, de leerkracht heeft een rode sjaal om haar hals gedrapeerd en vraagt om aandacht. “Jongens, we gaan zo werken, maar eerst nog eventjes onze afspraken doorlopen. Ze wijst op haar sjaal: “Wat heb ik aan?” “Je rode sjaal”, zegt de klas in koor. Samen doorlopen ze de werkwijze, ik ben ook meteen bijgepraat. Je mag juf niet storen, als je iets niet weet vraag je het een ouder kind en als je heeeeel erg moet plassen mag je gewoon gaan. “Alles duidelijk”, vraagt juf “dan gaan we nu aan de slag en ga ik daar met het lettergroepje werken”.
32 stoeltjes worden opgeruimd aan de diverse tafels, het lettergroepje stort zich gretig op de werkbladen en iedereen lijkt zijn gang te gaan. Iedereen, op Max na. Max is een kleine kleuter, peuter bijna nog, met een grote krullenbos haar en ernstig bruine ogen. Hij staat verstild in alle bedrijvigheid. Dan loopt hij naar het planbord, waar een stel ondernemende kleuters staat te overleggen. Voorzichtig roert hij wat in een bakje en haalt er een kaartje uit. En dan zie ik hem rondkijken, van de kast, naar de juf, naar zijn kaartje, naar zijn schoenen.
Ik loop naar Max toe. Hij kijkt me aan en steekt een kaartje omhoog: “Ik ben banaan en ik wil in bruin, maar ik weet niet wat bruin is… Maar ik ben wel banaan, toch?” Ik kijk naar enkele grotere kinderen: “Weten jullie waar bruin is?” Schouders worden opgehaald, ze hebben het te druk, die grote kinderen. Max en ik blijven achter bij het bord. Ik zoek naar aanduidingen op kasten, hoeken, maar weet ook niet waar bruin is. “Weet je Max, vraag het toch maar even aan je juf”, zeg ik tegen hem. Max loopt naar het lettergroepje. Direct besef ik mijn fout: NIET STOREN!!! Maar het is al te laat. Juf kijkt Max verstoord aan, wijst op haar sjaal, houdt haar vinger tegen haar lippen en maakt een gebaar alsof ze een vlieg wegwuift. Bedremmeld komt Max bij me terug. “Sorry Max, sorry, ik had niet goed nagedacht!”
Gelukkig komt daar Rob aan, een ervaren kleuter, twee koppen groter dan Max. “Wat wil je?” roept de redder in nood. “Ik wil hamertje tik en denk dat dat in bruin is, maar ik weet niet waar bruin is” zegt Max. Het kaartje hangt al en met stevige tred loopt Rob naar de kast en haalt er een grote kist uit. Hij lijkt heel zwaar, Robs tong hangt uit zijn mond. Max loopt achter hem aan.
Rob parkeert de kist op de grond en direct schuift Erik zijn werk opzij en komt erbij zitten. De kist gaat open en helaas, bevat slechts twee hamers, twee platen en tja… er zijn drie kleuters. Max kijkt toe hoe de andere twee voortvarend te werk gaan. “Eh… Rob, eigenlijk wou ik…” probeert hij voorzichtig. Rob kijkt kort op, slaat met zijn hamer op het hoofd van Erik en zegt: “Hé joh, Max mocht, geef effe je hamer af”. De juf kijkt op vanaf haar vaste plek bij het lettergroepje…
Prachtig dat rode sjaals, stoplichten en andere attributen zijn uitgevonden om kinderen zelfstandig te leren werken of op hun beurt te leren wachten. Maar wat als je nou net op school bent … En eigenlijk gewoon even hulp nodig hebt. Max is nu een maand in een kleutergroep van 32 kinderen en ik ben apentrots op hem. Hij probeert in deze door volwassenen geordende werkelijkheid zijn weg te vinden. Zélf! Volgend jaar is het de beurt aan de volgende leerkracht: En welke cursus zou zij gevolgd hebben? Die van de paarse blokjes?

(c) Wilma van Esch
Deze column is verschenen in het gelijknamige boekje 'Banaan in een bruine hoek' wat verkrijgbaar is bij www.omjs.nl  www.wilmavanesch.nl / w.vanesch@fontys.nl

Echt verschillend

Twintig jaar geleden waren Mike en Mustafa al twee grote vrienden. Stevige kleuters van 5 jaar. Net iets te lomp, soms, het kon behoorlijk knallen. Maar doorgaans struinden de twee gebroederlijk over het kleuterplein. Mustafa was nog maar een jaar in Nederland, afkomstig uit Somalië en écht zwart. Mike kwam van hier, rood haar en écht wit (met sproeten).
Op onze multiculturele school draaiden we projecten om verbondenheid te realiseren. In dat bewuste jaar gingen we uitgebreid in op “Iedereen is anders”. We wilden graag dat kinderen elkaar respecteerden en hen laten weten dat het niet uitmaakt welke kleur je bent of hoe je eruit ziet. Een respectabel project. Stevig voorbereid aan de tafel in de teamkamer.
Ik vergeet nooit van mijn leven de introducerende kring die ik bijwoonde bij mijn collega. Mike en Mustafa zaten, als altijd, naast elkaar. Hun ogen gericht op mijn collega, volledige aandacht voor het boeiende verhaal. Daarna keken ze naar elkaar, grote ogen vol verbazing. Onderarmen werden tegen elkaar aan gelegd. Ze schoten samen in de lach. “Het is echt, kijk dan!”
Mike en Mustafa ontdekten, dank zij ons beredeneerd aanbod, dat ze verschillend van kleur waren. Ze wreven over elkaars huid en bekeken elkaar eens goed in het gezicht. Dikke pret en dat was het. Na de kring speelden ze verder, zoals ze altijd speelden. Samen. Verschillend? Welnee…

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

De cirkel doorbroken

Sam is 12, hij maakt het niet goed. Hij ziet te bleek, heeft kringen onder zijn ogen, oogt lusteloos, maar kan gemeen fel uit de hoek komen. Als andere kinderen iets doen wat hem niet aanstaat, slaat hij erop los.
De leerkracht weet dat het bij Sam thuis er hard aan toe gaat. Twee grote puberbroers, die hem regelmatig letterlijk laten voelen dat hij het kleine onderdeurtje is en een vader die daar ook zeer agressief overheen gaat en zijn handen laat wapperen.
Sam is niet gevoelig voor de interventies van zijn leerkracht, staat alleen in de klas, heeft niet echt vrienden. Het gaat vaak mis.
De leerkracht stuurt hem eruit, of seint de directeur in. En als het op vechten aankomt, is er een vaste formule. Dan wordt pa wordt gebeld. Hij pikt Sam direct op en neemt hem mee. De dagen na zo’n incident is Sam nog stiller en lustelozer, houdt zijn gemak, tot het niet meer gaat.

Sam is 13, hij zit op het voortgezet onderwijs. Lijkt nog meer verloren te lopen, in die grote leerlingenmassa. Reageert als door een wesp gestoken als medestudenten hem iets vragen. Zijn grote broers zitten op school en dat maakt dat hij op zijn hoede is. Sam houdt het behoorlijk lang vol, maar na 3 maanden is er dan toch zijn eerste vechtpartij. Hij gaat door het lint en zit daarna verwilderd bij de directeur in haar kantoor. Haar raam kijkt uit op de straat voor de basisschool waar Sam eerst zat. Ze herinnert zich deze jongen al van eerder, voor hij hier op school zat. Zag dat hij regelmatig onder schooltijd hardhandig door pa in de auto gestopt werd.
‘Ga je mijn vader bellen?’
De directeur denkt na. Dat is inderdaad de maatregel bij vechten op school. Schorsing. Ouders mogen hun kind komen ophalen. Maar het voelt niet goed, ze aarzelt.

In een andere ruimte pakt ze de telefoon en belt naar de vorige school. De directeur van de lagere school weet direct over wie het gaat. Ze staat er niet van te kijken dat het misgegaan is. En geeft aan dat er eigenlijk maar 1 afdoend middel is: Vader bellen. Die zal ervoor zorgen dat het voorlopig niet meer gebeurd. Sam is alleen nog maar bang voor zijn vader, verder interesseert straf hem weinig.

Ze is van slag. Heeft veel moeite met de denkwijze van haar collega-directeur. Hervat zich en stapt terug haar kantoor in, waar Sam nog steeds zit. “Nee Sam, ik ga niet je vader bellen. Maar je snapt dat je ver over de schreef bent gegaan. Vechten kan echt niet. Ik wil een deal met je maken”. En dan spreken ze samen af dat Sam een corvée straf zal krijgen. En dat ze hem regelmatig wil spreken.

We zijn alweer wat maanden verder. Sam maakt het nog steeds niet goed. Maar heeft niet gevochten, al maanden niet. Er verschijnt een grote glimlach op zijn bleke gezicht als de directeur over de gangen loopt.

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Dat doen we dus niet op school

Rages zijn van alle tijden. Het verbaast me iedere keer weer waar ze ineens vandaan komen en hoe besmettelijk ze zijn. Hoe oude dingen terugkomen en nieuwe dingen razendsnel bekend worden.

De mannelijke kant van groep 8 is nu helemaal gek van vouwen. Op You Tube laten vaardige Japanse vingers jongens zien hoe ze ingenieuze vliegtuigjes kunnen vouwen. Met verschillende effecten. De jongens zitten veel online om uit te proberen. Tussendoor gaat de telefoon of floept er een MSN contact binnen. Over nieuwe ontdekkingen. Groot, klein, vanaf de trap, buiten in de tuin, vanaf het balkon.
Op het schoolplein worden inzichten en nieuwe vouwtechnieken uitgewisseld. Jongens vragen zich af, waarom een bepaald vliegtuig loopings maakt, wanneer het lang zweeft of waar het zwaartepunt moet liggen.

In de schoolgids staat dat de school zich dit jaar gaat verdiepen in Techniek, want school beseft hoe enorm belangrijk dit is voor onze kinderen. Of dat het moet, volgens het schoolwerkplan.

De jongens zijn vaak snel klaar met hun werk, hebben volop tijd over. Mogen niet vooruitwerken. Dus willen ze nu graag vouwen. En elkaar leren wat ze snappen en vragen wat ze nog niet snappen.
Nee, zegt juf gedecideerd, dáár gaan we geen schoolpapier aan verknallen.
Ga maar lekker lezen of een kleurplaat maken.

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

Als je het echt niet meer weet... (VO)

’t Is alweer 20 jaar geleden dat ik als versafgestudeerde PA-er in mocht vallen bij 4e jaars IHNO leerlingen. We scheelden nauwelijks 4 jaar, de leerlingen en ik. Voor mij waren een aantal docenten in deze klas onderuit gegaan, maar ik zag de uitdaging er wel van in: Voorbereiding op het eindexamen Nederlands. Formulieren invullen en brieven schrijven, dat moest ik ze bijbrengen.Al na vier lesuren zat ik helemaal door. Voor me zat een groep onderuitgezakte meiden, druk bezig met hun agenda’s, nagels en sjekkies die alvast voor de pauze gedraaid werden. Buiten snorden de brommers, de jongens stonden al vol verwachting op de meiden te wachten.
Ik zwoegde me door het suffe lesmateriaal heen, in mijn eentje. En ineens bedacht ik: Waar ben ik in hemelsnaam mee bezig, voor wie doe ik dit? Terwijl ik dit hardop uitsprak, keek ik verbijsterd naar de club tegenover me, die het totaal niet leek te deren. Ach, daar ging er weer eentje onderuit: op naar de volgende. Een paar leerlingen leken het vervelend voor me te vinden, het gros lachte meesmalend. En daar werd ik toch boos van! Ik denk dat ik aan de andere kant van het gebouw te horen was, wat niet uitzonderlijk was op deze school: “WIE moet hier zijn diploma halen? Ik niet hoor, ik heb het binnen en ik kan gaan werken. Dat is bij jullie nog maar de vraag! We stoppen ermee, je blijft zitten tot de bel gaat en dat is het voor vandaag. Ik doe niets meer!” Echt veel indruk maakte het niet…
Op de fiets naar huis ging mijn innerlijke dialoog eindeloos door: Knap hoor, stoer gezegd! Sjonge, jonge, wat zou jij de wereld verbeteren… in je scriptie.
De volgende dag ben ik bij het arbeidsbureau en het uitzendbureau langs gegaan, op zoek naar formulieren om een uitkering en een baantje aan te vragen en nog steeds boos liep ik de klas in. “Hier”, zei ik cynisch, terwijl ik de formulieren op tafel gooide. “Formulieren om een uitkering aan te vragen, meer zal er bij jullie wel niet van komen! Succes ermee…”
De klas keek me wat dommig aan en ging door met hun belangrijke overleg. Na tien minuten kwam er wat reactie naar mij toe: “Hee, gaan we niet beginnen?” “Ik niet, ik heb mijn boek meegebracht en voor jullie formulieren, dus succes ermee!” Een beetje lacherig schoven de leerlingen in groepjes bij elkaar en begonnen met invullen. Al snel kwamen de eerste vragen, het bleek toch niet zo makkelijk. Een groepje verzamelde zich bij mijn bureau en vroeg me om hulp. Ik was nog steeds geïrriteerd en kon alleen maar zeggen: “Help elkaar maar, ik doe het niet meer!” Tien minuten later zaten we in een stevig gesprek verwikkeld. Eindelijk had ik contact met pubers die qua leeftijd toch zo dicht bij me stonden.
“En wat moeten we nog meer voor dat eindexamen?” vroeg er een. Tja, brieven schrijven natuurlijk. Diepe zucht door de klas. Maar ik kreeg er weer lol in: “Weet je wat,  jullie gaan schrijven naar Mona’s problemenrubriek. Je mag schrijven wat je wilt, maar je let wel op de juiste aanhef, interpunctie, alinea’s etc.”  Ook de volgende les was erg leuk.  Er werd geschreven, gezucht, gelachen, om uitleg gevraagd. En op het einde van de les lagen er op mijn bureau een stapel brieven, van de 4e IHNO. De volgende dag klonken de snorrende brommers alweer door het openstaande raam, maar een groepje meiden bleef drentelen in het lokaal, terwijl ik mijn tas aan het inpakken was.
“Zeg Wilma”, zei er een, “heb jij mijn brief al gelezen? Eh… als jij Mona was, wat zou je dan antwoorden?”

(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal  lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.