vrijdag 22 mei 2020

Tess


Het is dinsdagmiddag. Ik voel aan alles, het gaat hem niet meer worden vandaag. Ik ben bekaf. De afgelopen weken, weekenden, alles staat in het teken van corona. Ik werk op een plek die ik nog niet goed ken, heb nog geen routines. Ik ben gewoon even doodmoe en niet blij.

Terwijl ik mijn collega’s zeg dat ik eerder naar huis ga, hoor ik de telefoon overgaan. Een vader vertelt dat hij zich verslapen heeft, maar zijn kinderen heel graag nog voor de middagshift wil brengen. Hij heeft nachtdienst gehad en was niet op tijd wakker geworden. Of het nog mag.

Ik praat nog even met collega’s, pak mijn tas en jas en terwijl ik naar buiten loop, komt een verwilderde Tess binnen. Haar ademhaling zit hoog, ze kijkt me paniekerig aan en probeert haar dikke rugzak in een luizenzak te proppen. Ik weersta de neiging om te helpen, maar dat voelt niet goed. Anderhalve meter.

‘Hee Tess’. Het rukken aan de rits houdt op. Verschrikt kijkt ze me aan. ‘Had je vader het verslapen?’ Tess knikt. ‘Gaat het een beetje, Tess?’, vraag ik. Tess barst in huilen uit. Ze wrijft hard in haar ogen. ‘Papa lag te slapen, die werd maar niet wakker. De film was afgelopen en we moesten naar school’. Er schiet van alles door mijn hoofd, ook hoe ingewikkeld thuissituaties nu zijn. Ik wil haar zo graag vastpakken. Ze probeert haar tranen weg te poetsen.

‘Lieve Tess, wat een verdriet’. Ze huilt nog harder. ‘Ik snap het niet’, zegt ze schokkerig en snikkend, ‘ik was gisteren zo blij om naar school te gaan, waarom huil ik nou?’ Tess huilt nog harder. Ik pak een stoel en sla een arm om haar heen. En denk gelijk, dit mag niet, je mag haar niet aanraken. En ik voel ineens ook hoe enorm verdrietig ik zelf ben. Het liefst zou ik een potje meejanken met Tess. Wat een klotesituatie is het toch. Ik voel dat Tess zich overgeeft aan het huilen, haar adem zit nog steeds heel hoog. ‘Huil maar Tess, natuurlijk is het fijn op school, maar het is ook even niet fijn’. Ze huilt nog harder.

Dan lijkt het wat rustiger. Ze pakt haar fruitspullen, haalt nog een keer diep adem en loopt de groep in. ‘Hee Tess, fijn dat je er bent’, zegt de groepsleider. ‘Ga maar gauw naar de rekengroep hiernaast!’ Ik zie haar schouders omhoog gaan, ze schrikt. ‘Teeeeessss’, roepen de kinderen vanuit de kring, ‘je fruit moet in je rugzak blijven’. Verschrikt sluit Tess de deur, draait zich om, kijkt me aan en gaat nog harder huilen. Het fruit in haar handen geklemd.

‘Zal ik nog even bij je blijven?’, vraag ik haar. Ze knikt ja. Samen zitten we nog zeker een kwartier zo. De tranen blijven stromen, iedere keer komt er een nieuwe golf. Wat zit daar veel verdriet. Dan komt er een kind uit de rekengroep gelopen. ‘Hee Tess!’ Ze kijkt mij aan. ‘Ik ben Sophie, ik ben de vriendin van Tess. Ik moest naar de wc’. Tess knikt blij tussen haar gesnik door. Sophie wrijft over de rug van Tess. Ze slaan hun armen om elkaar heen. ‘Ga je mee naar de klas, Tess?’ vraagt Sophie. Tess knikt. Ze raapt haar fruit op, stopt het in de rugzak, terwijl Sophie rustig wacht. Samen lopen ze de groep in.

‘Hee Tess’, hoor ik de groepsleider zeggen, ‘wat fijn dat je er bent’. Dat vind ik ook. Dank je wel, Tess, dat je me even stil liet staan bij hoe ingewikkeld het kan zijn, als je 7 bent en probeert het zo goed mogelijk te doen. Of 53… Ik pak mijn tas en loop de school uit. Morgen is er weer een dag.

© Wilma van Esch

zondag 3 mei 2020

Verzinsels


Verzinsels

Heel veel dingen in het leven zijn verzinsels. Ze zijn gewoon niet waar. Maar ze zijn je verteld en je hebt het als waarheid aangenomen. Bijvoorbeeld dat je zou leren fluiten als je je broodkorstjes keurig op at. Of dat er een boom in je buik zou groeien als je je appelkroosje volledig op zou eten.

We hebben verzinsels nodig. Het is prettig dat we samen verzonnen hebben dat je moet stoppen voor rood licht. Dat moet niet, je kunt gewoon doorrijden. Maar de afspraak die we hierover samen hebben is wel handig. Daardoor verloopt het verkeer net wat soepeler en zijn er waarschijnlijk minder aanrijdingen. Met een aantal verzinsels heb ik echt vrede.

Regelmatig verbaas ik me over de verzinsels in onderwijsland, het land waar ik mag leven en werken. De verzinsels die we als waarheid hebben aangenomen. Ik onderzoek ze graag. Zijn ze waar? En zijn ze nodig? Weten we zeker dat ze waar zijn? Wie zegt het? Wat kunnen we er nog meer over zeggen? Zeker in deze corona-tijd, waarin zoveel zin en onzin voorbij komt over leren, over kindontwikkeling, over didactiek en pedagogiek.

-         - Is het echt zo dat kinderen nu een achterstand oplopen en in de zomervakantie een groeispurt maken?
-         - Weten we zeker dat kinderen pas leren nadat ze instructie van ons hebben gehad?
-        -  Is het echt zo dat kinderen op school beter leren en daar geen achterstand oplopen?
-        -  Is het echt zo dat we de beginsituatie van kinderen pas weten, als we hen hebben getoetst?
-        -  Weten we zeker dat het goed komt, als we voldoende luisteren, aandacht hebben en aanhaken bij waar kinderen nu staan? En wat is ‘goed’ komen?

Misschien is het mooie van deze tijd dat we het even echt niet weten. Wat verzinsels zijn, en wat écht.

Wat levensécht is, is dat er kinderen zijn, leerkrachten, een gebouw. En dat we in een hele bijzondere tijd leven die alle vanzelfsprekendheden weghaalt. Omdat ‘we’ ervoor gekozen hebben de scholen te sluiten. En wat zeker is, dat de schooldeuren binnenkort weer open gaan.

Wat ook echt is, is de basisbehoefte van kinderen (en volwassenen) om gezien en gehoord te worden. Daarom gun ik onze kinderen in deze tijd competente (gezonde) leerkrachten. Leerkrachten die ‘aan’ staan en met hun volle aandacht bij de kinderen zijn. Die verstand hebben van ontwikkeling van die kinderen én van het curriculum. Die dat op een liefdevolle en respectvolle manier weten te verbinden. 

Overigens: Ik verzin dit niet. Heel veel pedagogen en onderwijskundigen gingen me voor. En ik wil er graag voor gaan. Omdat onderwijs daardoor soepel verloopt en we hopelijk geen brokken maken :-).

'Because it is easier to build strong children than to repair broken men'.

3 mei ‘20
©Wilma