dinsdag 29 mei 2012

Groener gras en gestreepte pyama’s

‘The boy in the striped pyamas’ vertelt een indringend persoonlijk oorlogsdrama van de jonge Bruno. Zijn vader wordt commandant van een concentratiekamp. Bruno, zijn zus en ouders gaan wonen in een streng beveiligd pand ernaast. Vanuit zijn veilige, bizarre, nieuwe omgeving gaat Bruno nieuwsgierig en onbevangen op zoek. Hij vindt een ‘boerderij’ waar mensen in ‘gestreepte pyama’s’ wonen. Bruno mist een maatje, hij vindt een vriendje aan de andere kant van het gaas. Hij fantaseert over het spel en de rijkdom van de andere kant, zonder ook maar enig idee te hebben van het drama wat zich daar afspeelt. Blind voor het verdriet en de vermagering van zijn speelmaatje. De vragen die hij stelt aan volwassenen die de waarheid kennen, worden niet eerlijk beantwoord. Hij projecteert, fantaseert, exploreert.
Wie het boek gelezen heeft, kent het dramatische einde waarbij Bruno ervoor kiest om onder het gaas door te kruipen en in een gestreepte pyama zijn einde tegemoet te lopen.  

De grens opzoeken, fantaseren over wat er zich aan de andere kant afspeelt, idealiseren, romantiseren. Het is ons geen van allen vreemd. Wanneer we geen oprechte antwoorden krijgen, of niet willen/kunnen zien wat er zich werkelijk aan de overkant afspeelt, kunnen we gaan fantaseren. Onze projectie kan een prachtige werkelijkheid lijken. Bruno realiseerde zich niet hoe veilig, vertrouwd en vrij zijn kant van de grens was. Zijn fascinatie bestond uit het dagelijks opzoeken van de grens, het ontmoeten van zijn vriendje en het vluchten uit zijn eigen leefwereld. 

‘Het gras is altijd groener aan de overkant’. Mensen die veel gereisd hebben, andere contexten en leefgewoonten hebben bekeken, mensen die zich verdiept hebben in levensverhalen van anderen, hebben mogelijk de betrekkelijkheid en de realiteit van het groenere gras gezien. Het is geen garantie. Soms kun je kijken maar niet zien. Soms neem je waar wat je wilt zien, jouw projectie, niet de realiteit. 

Vroeger vertelde mijn oma me dat ieder zijn eigen kruis te dragen had. Ze vertelde daarbij het verhaal dat als iedereen zijn kruis op een grote hoop zou mogen gooien en de verhalen van de andere kruizen zou horen, hij aan het einde van de dag gewoon zijn eigen kruis weer op zou pakken en mee naar huis zou nemen. Omdat het je eigen kruis is, jouw leefwereld, jouw (on)mogelijkheden en bijzonderheden. Ik had destijds geen idee wat ze bedoelde… 

Is dit een moraliserend verhaal? Betekent dit dat ik niet meer geloof in grenzen opzoeken, in dansen op andermans gras, fantaseren over de andere kant en af en toe onder de heg doorkruipen. Nee, ik bedoel het niet moraliserend en ja, ik geloof in dansen en spelen.
Maar dan wel samen met mensen die je vertrouwt. Bruno was alleen, kreeg geen eerlijke antwoorden, wist niet wat hij zag en maakte zo zijn fatale keuze.  

We hebben elkaar nodig, om onderzoek te doen naar wat goed is, voor onszelf, voor de ander. En ook om een spiegel voorgehouden te krijgen en ons te realiseren wat we wel en niet hebben, willen en kunnen.  In welke levensfase dan ook, als kind, volwassene of bejaarde. Groener gras, ons kruis, de andere kant van de grens en mensen die mee willen kijken, leren en spelen. Een boeiend proces!

© Wilma van Esch

Zin om te reageren op deze blog? Mail naar w.vanesch@fontys.nl.

donderdag 24 mei 2012

Laat me niet zoals ik ben - ode aan een moeder

Ooit waren we samen 14, 16, 19 en fantaseerden we over onze toekomst. Hoe onze banen, onze mannen, onze kinderen zouden zijn.
Vandaag zijn we 45 en onze oudsten allebei 16. We herkennen in elkaar wie we zijn, wie we waren.
Het is nooit moeilijk het gesprek te hervatten, we gaan verder waar we zijn.
Onze onbegrensde dromen hebben plaatsgemaakt voor het leven wat we nu leven.

Mijn 16-jarige doet eindexamen, is vanavond werken in de kroeg, gaat binnenkort op vakantie met haar vriendinnen. Haar wereld ligt open, de mogelijkheden lijken oneindig…
Haar 16-jarige is meervoudig gehandicapt.   Een bijna volwassen kind.  Zij heeft geknokt en de grenzen opgezocht. Hij blijft altijd 6 of 7. Zijn lichaam kent heel veel begrenzingen en beperkingen.
Maar mijn dierbare vriendin is zo’n kanjer. Wat een moeder!

Op de Ipad ziet hij een filmpje waarin hij figureert als ambassadeur voor De Kindervallei, een project waar zijn moeder vol gas voor is gegaan en waar ze nu regelmatig vakantie vieren, samen met andere gezinnen met bijzondere kinderen. ‘Dit wil ik aan opa laten zien, en aan mijn juffen’, zegt hij, terwijl hij het mailtje met bijlage doorzet. De Ipad blijkt een tovermiddel in communicatie. Goed toegankelijk, eenvoudig te bedienen.

‘Ik heb altijd gewild dat hij zou leren lezen’, zegt mijn vriendin, ‘want lezen opent je wereld. Als je kunt lezen, kun je de wereld in. Niet kunnen rekenen is niet zo’n ramp. We hebben geïnvesteerd in lezen’. En dat kan hij. Hij leest graag en kan hierdoor ook communiceren en zijn weg vinden in de digitale wereld.

Op zijn kamer staat een keyboard. Hij wil een liedje voor me spelen. ‘Er was een tijd dat ik het niet leuk vond’, zegt hij, ‘toen ben ik ook gestopt. Ik kon alleen maar kleuterliedjes maar ik houd van musicals!’ Voor hem staat een boekje met musicalsongs, op een zeer eenvoudig niveau te spelen. ‘Maar nu speel ik weer, want dit vind ik wel leuk!’.   

Diepe buiging voor mijn dierbare vriendin die zich telkens opnieuw verplaatst in haar zoon, op zoek gaat naar zijn mogelijkheden en kansen en telkens weer kleine stukjes van de wereld opent voor hem.  Wat een kanjer!

© Wilma van Esch
24 mei 2012

zondag 13 mei 2012

God schiep moeders

Deze tekst is niet van mij, maar ik wil hem graag met je delen:

Toen God de moeders van kinderen met autisme schiep
was Hij al 6 dagen aan het overwerken.
Een engel verscheen en zei:
"U steekt wel heel veel tijd en werk in deze exemplaren"
"Heb je de specificaties van deze bestelling al eens gelezen?", vroeg God vermoeid.

  "De moeder van zo'n kind moet buitengewoon goede  ogen hebben, zodat ze kan zien hoe bijzonder haar kind is, wanneer allen verblind zijn door het syndroom.
 Ze heeft ook veel meer energie dan normaal nodig zodat ze het nooit opgeeft,
ook niet wanneer anderen dat wel doen.

Haar huid moet extra dik zijn om alle onrecht te kunnen verdragen
en alle kritiek op haar opvoedingscapaciteiten.
Ik heb haar zelfs een sterker hart gegeven
met een groter vermogen om lief te hebben en te begrijpen.

 “God “,zei de engel terwijl ze, Zijn mouw aanraakte,
“U kunt beter wat rusten en er morgen aan verder werken.

  “Dat kan ik niet”, sprak God, “er zijn meer kinderen met bijzondere behoeften dan de wereld weet.

De engel vloog langzaam rond het schepsel en bestudeerde het nauwkeurig.
Opeens stopte ze en boog zich voorover.
Haar vinger gleed over de wang van de vrouw.
“Ze lekt”, zei de engel, “ik denk dat U er te lang aan heeft doorgewerkt
"Dat is geen lek” zei God, “dat is een traan.
“Waar is die voor?” vroeg de engel,

  “Ik neem aan voor opgekropte emoties, voor teveel onrechtvaardigheid,
voor gebrek aan begrip.” zei God.

“U bent werkelijk geniaal “zei de engel
God keek somber en leunde achterover in zijn stoel.
 “Die traan heb ik niet gemaakt”, zei Hij

** Bron onbekend**
Moederdag 2012

zaterdag 12 mei 2012

De school door de bril van de klimatoloog

Dat we leven met seizoenen, soms klagen over teveel zon of regen, genieten van de mooie dagen  in lente, zomer, herfst en winter en onze kleding telkens weer aanpassen is vanzelfsprekend.  Het heeft ook geen zin daartegenin te gaan. Stoer met een korte broek de winter in gaan, of met je winterjas in de zon gaan zitten, daar heb je alleen jezelf mee.

Onlangs trok iemand de vergelijking naar het klimaat en de atmosfeer op school. Dat zette me aan het denken. Het weer kun je redelijk voorspellen, je kunt verklaren waarom er hoge en lagedrukgebieden zijn, waardoor een klimaat verandert, wat de effecten zijn van de ligging, van zee, bergen en kale vlaktes. De gemiddelde mens verdiept zich daar niet zo in, neemt het weer hoe het komt, kijkt op buienradar.nl, klaagt of is tevreden en past zich erop aan. Boeren kijken wel beter, omdat zij weten dat hun gewassen aanpassingen nodig hebben bijvoorbeeld bij te lange droogte of langdurige regenval. Maar ook zij weten dat het weer niet veranderbaar is, dat het komt zoals het komt. En dat je daar je werk op af kunt stemmen, niet de groei van je gewassen. 

En dan school. Iedereen die met kinderen en mensen werkt, herkent dat er een bepaald klimaat en een bepaalde sfeer heerst.  Daar hoef je geen ras-observator voor te zijn.  Dat voel je direct. Je herkent dat er seizoenen zijn, dat het soms zonovergoten genieten is, dat regenbuien komen, maar ook weer over gaan, dat na een broeierige periode een onweersbui als zeer verfrissend ervaren kan worden.  Dat dat de dynamiek van samenleven is.   

Hoe ga je daarmee om? Ga je onderzoeken waarom het zo is? Of ga je mee in de omstandigheden? Bij ijzige kou is het heerlijk bij elkaar te kruipen, dikke dekens en een warm vuur. Als de zon schijnt, kun je erop uit, lijkt de wereld opener.  Hoe doe jij dat? Hoe reageer jij op het klimaat in je klas of team? Aanvaard je wat is? Pas je je aan, aan de omstandigheden?

Het is mooi dat er instanties zijn als buienradar en het KNMI, zodat je kunt kijken of dat wat je van plan was in het water valt, of dat je wellicht met regenjassen en paraplu’s door de plassen kunt dansen. Het is mooi dat er deskundigen zijn die jou oorzaak en gevolg kunnen uitleggen, waarom de sfeer zou kunnen zijn zoals hij is. Maar wat heb jij werkelijk nodig op een school, in je team of je klas? 

Ik laat me graag inspireren door de boeren:  Weten dat het gaat zoals het gaat. Weten dat je in een bepaald gebied woont, wat invloed heeft op wat is. Beseffen dat jouw cirkel van invloed ligt in het goed observeren, met al je zintuigen.  Ruiken, voelen, zien wat het weer doet. Daarvoor gevoelig worden.  En dan je daarop aanpassen, qua kleding, qua werk en ook bij tijd en wijle weten dat je niet anders kunt dan rusten bij de haard en wachten tot er andere tijden aanbreken.

Je kunt nadenken over jezelf: Ben ik optimaal in alle seizoenen? Wat heb ik nodig om me goed te voelen? Geniet je van alle seizoenen of kies je liever voor overwinteren op een andere plek? Moet voor jou de verwarming hoger in de winter?  Da’s goed om te weten, het weer verandert er niet door, wij wel…



© Wilma van Esch

zondag 6 mei 2012

Ik wil dus écht niet opvallen!

Ze kwam als laatste de sportzaal binnen, er was nog één fiets vrij. Vooraan.
Ze torste haar zware lichaam en een flesje water tussen de fietsen door en bleef staan voor de laatste fiets. ‘Ja’, sprak ze luid tot niemand in het bijzonder, ‘hier ga ik dus écht niet zitten, vooraan’.
Met een boze blik keek ze rond, naar alle fietsers die al aan het warmtrappen waren.
‘Echt niet!’
De instructrice, startklaar, vroeg haar door de microfoon wat het probleem was.
‘Ik ga dus écht niet vooraan zitten!’
‘Wat is je probleem?’ ‘Ik houd er niet van om op te vallen! Ik wil écht niet vooraan…’

Inmiddels waren veel blikken op haar gericht. We waren al zo’n tien minuten aan het warm fietsen. Morrend zette ze de zadel en het stuur op de juiste hoogte, sjorde zich op de fiets en ging al mopperend aan het fietsen. Naar niemand in het bijzonder, een onverstaanbare monoloog.
Halverwege de les informeerde de instructrice nog eens, door de microfoon ‘Valt best mee, toch?’
‘Nee’, bromde de vrouw  ‘helemaal niet, ik vind het verschrikkelijk vooraan’. 

Tijdens de les worden allerlei koetjes-en-kalfjes-vragen door de microfoon de zaal ingeroepen. ‘Wie gaat er vanmiddag naar dat evenement?’ Blij stak de vrouw haar arm in de lucht, als enige. ‘Ik!’ De instructrice keek net de andere kant op de zaal in, stelde de muziek bij en riep ‘O, niemand dus. Ach, het is wel leuk hoor!’. De vrouw hield het nog een tijdje vol,  zwaaide haar arm op en neer, en liet hem toen zakken en fietste verder… ongezien. 

Pijnlijk, grappig, herkenbaar? Als je niet vooraan wilt zitten, zijn er volop opties: Eerder komen. Iemand vragen om te ruilen. De zaal uitlopen en een andere keer sporten. Als je niet wilt opvallen, kun je je lot ondergaan en daar niet zo’n reuring van maken. En toch koos ze daar niet voor.

Ik schrijf dit niet om haar te veroordelen of te bespotten, maar om dit wonderlijke fenomeen te beschrijven: Het tegengestelde roepen van wat je mogelijk wilt. Alleen op het moment dat het je zelf gebeurt, ben je je er doorgaans niet van bewust.

Ik vraag me alleen af wanneer en hoe ik dit doe? Of jij. Mochten we elkaar ontmoeten op zo’n moment, zeg het me gerust. Maar doe het wel vriendelijk. En als je wilt, maak ik het bij jou ook bespreekbaar. Als je wilt… Volgens mij worden we daar samen wijzer van. 

©Wilma van Esch