dinsdag 30 oktober 2012

Vijf

Hij is vijf en is een beetje bang van de juf. Hij snapt het niet zo goed. ‘Mama, weet jij waarom de juf zo boos tegen ons doet?’ vraagt hij regelmatig. Ze weet het niet. Ze ziet een drukke juf, altijd in de weer, wanneer ze haar zoon komt brengen. Druk bezig met het voorbereiden van de dag, nog even geen oog of tijd voor kleuters of ouders. De klas ziet er mooi uit, het is een drukke, gezellige chaos.

Hij is vijf en vindt het spannend. Zou graag willen vragen of juf hem wil helpen. Gewoon met kleine dingetjes, zodat het wat makkelijker zou gaan in de klas. Maar hij durft het niet. Ze lijkt altijd boos. Soms moet hij nodig plassen, maar weet niet zo goed of hij wel of niet mag gaan. In de kring zeker niet, heeft ze gezegd. Soms lijkt de kring al afgelopen, soms duurt het zo lang en dan gaat het mis. Dan kan hij het niet meer ophouden. En dan wordt ze boos. Want in zijn broek plassen, dat mag niet. Hij moet zeggen als hij naar de WC moet, dat weet hij toch. Geïrriteerd helpt ze hem in een schone broek.
Hij is al groot, hij is een oudste. Maar zo voelt hij zich niet. Met zijn ogen dicht, droomt hij haar liever. Droomt hij haar dichtbij, droomt hij haar rustig vragend ‘Kan ik je helpen?’
De bel gaat, de jas mag aan. Buiten staat mama. Ze zucht: ‘Is het weer mis gegaan?’ Hij kijkt zijn moeder schuldbewust aan: 'Ja...'
© Wilma van Esch

zondag 28 oktober 2012

Woorden, schuldgevoel en stilte


Op een dag kwam een man ten einde raad bij de Wijze Vrouw. Hij had veel naars rondgebazuind over andere mensen en had hier veel last van. ‘Wijze Vrouw, help me’, sprak hij, ‘help me recht te zetten wat ik fout gedaan heb’. De Wijze Vrouw gaf hem de raad om ’s nachts de straat op te gaan, met een kussen vol veren en voor iedere deur waar mensen woonden waar hij iets naars over verteld had een veer neer te leggen. ‘Kom daarna bij me terug’, sprak ze.
Opgelucht liep de man naar buiten en voerde ’s nachts heel bewust en zorgvuldig de verenactie uit. Voor iedere deur legde hij een veer neer en mompelde zijn excuses.
De volgende ochtend klopte hij opnieuw aan bij de Wijze Vrouw. ‘Ik heb gedaan wat je gezegd hebt’,  zei de man, ‘wat kan ik nu nog doen?’  ‘Ga vannacht opnieuw de straat op en verzamel de veren die je hebt neergelegd’, zei de Vrouw. ‘Maar dat is onmogelijk’, verzuchtte de man, ‘de veren zijn allang weggewaaid, die vind ik nooit meer terug!’ ‘Precies’, sprak de vrouw, ‘je woorden zijn niet meer terug te halen, hoe graag jij dat ook zou willen, hoe zorgvuldig jij nu ook jouw spijt betuigt’.
Zo’n mooi verhaal, de herkomst weet ik niet meer. Ik hoorde het lang geleden in andere vorm. Vanochtend kwam het bij me terug tussen mijn overpeinzingen op de Dag van de Stilte. Zo’n verhaal dat je doet beseffen hoe waar het is, uitgesproken woorden zijn niet terug te halen, en je weet niet waar en hoe ze terecht zullen komen. Het is niet meer aan jou.
De omkering is er gelukkig ook. Onze positieve woorden, acties en daden gaan ook op reis. Naast schuldgevoel over het nare valt hier moed uit te putten. Hoeveel kinderen, collega’s, vrienden hebben we ooit in positieve zin geraakt met onze woorden en daden?
Zondag 28 oktober, dag van de stilte, de zon schijnt, de herfstbladeren ritselen fluisterend, ssssst… soms is stil zijn genoeg.
Wilma van Esch

vrijdag 26 oktober 2012

Heb ik daar uren voor?

Ooit, lang geleden, werkten basisschoolleerkrachten nog 'zonder' een zeer gedetailleerd inzet en urenplan. Het werk moest geklaard, de taart moest verdeeld. In sommige periodes was het hard aanpoten, in andere periodes rustiger. Zoals de boeren oogsten en zaaien en met de getijden meeleven, zo werkten de leerkrachten. Toen ik startte in de jaren ‘80 waren er regelmatig discussies in de schoolteams: over eerlijke taakverdeling, over draagkracht en draaglast, over beginnend leraar of oude rot in het vak zijn en wat dat betekende voor wat je deed. En nee, niet alles was altijd eerlijk.

We starten met het in kaart brengen van taken en het toekennen van uren aan die taken. Gerekend vanuit ervaring, beseffend dat een ervaren kracht soms minder tijd nodig had dan er uren voor stonden en dat er mensen waren die het toegekende urenaantal altijd mateloos overschreden. We waren tijdelijk gelukkig, het leek eerlijk, het was een mooie discussie, het werk werd gedaan. En in alle redelijkheid pasten we afspraken aan en sprongen bij. Soms ergerde je je dood aan een collega die de kantjes ervan af liep. Soms werkten mensen veel te hard, niet alles was altijd eerlijk.
De tijd schreed voort, de mentaliteit veranderde: Zakelijker, professioneler. Discussies over inzet en uren harder. Het meeleven met de jaargetijden, samen de schouders eronder als het nodig was en samen rustiger als het minder nodig was leek te verdwijnen. Maar het andere meeleven ook. ‘Daar heb ik geen uren voor’ –  ‘Die taak ligt niet bij mij’ – ‘Als je daar inzet van me verwacht, verwacht ik tenminste toezegging in uren’ werd het wisselgeld. Soms terecht, soms onterecht. Maar wel ingewikkeld. Alsof verantwoordelijkheid alleen nog maar genomen hoeft te worden als het op je urenplaatje staat. Wat is je verantwoordelijkheid als teamlid, als professional?
Nu ben ik kersvers teamleider en ik worstel. Kijk naar urenplaatjes en kengetallen, naar de klus die geklaard moet worden. De taart is verdeeld. Aan taken hangen kengetallen, die mensen voor waar aannemen. Niet de realiteit lijkt uitgangspunt, maar de kengetallen. Maar zijn deze getallen een feit of een mening? En wiens mening dan? Kunnen we er nog meer over zeggen, patronen ontdekken? Klopt het wat ooit bedacht is en is dit het meest werkbare systeem? Wie is eigenaar van deze taart en de kengetallen? Niet de bakker. Degenen die de taart gaan eten, zullen met elkaar goed moeten kijken wat er te behapstukken valt, maar ook wie er grote honger heeft en wie slechts een kleine eter is. En niet standaard uit eerlijkheid even grote delen snijden. Maar ik besef ook terdege dat we in deze enorme complexiteit kengetallen nodig hebben om het werk goed te kunnen verdelen.
En toch... Klopt het hoe ik vroeger tegenover nu ervaar? Bestaat wat ik graag zou willen: Autonomie in verbondenheid, eigenaarschap, verantwoordelijkheid en samen de taart verdelen?
Ik wil in gesprek met mensen die het 'heb ik daar uren voor' hebben weten te doorbreken. Die een andere weg hebben gevonden, de weg van commitment, betrokkenheid, samenwerking en redelijkheid, waarbij soms de een wat meer geluk heeft dan de ander, maar waarbij dat geen belemmering is voor andere collega’s. Niet omdat ik het niet fijn vind met mijn team, integendeel, maar omdat ik ervan overtuigd ben dat er manieren zijn die veel meer energie geven, aan iedereen die betrokken is bij het klaren van de klus.  Natuurlijk is 'heb ik daar uren voor' een terechte vraag. Maar toch, liever denk ik na over: Wie snijdt er de taart, hoe, wanneer en waarom? En hoe verdelen we de stukken met elkaar? En vooral: is 'ie lekker en kunnen we ervan genieten?
Boeiende zoektocht... tijd voor koffie, zonder gebak, dat dan weer wel.

© Wilma van Esch

woensdag 24 oktober 2012

Post terug ~ wennen aan een nieuw gebouw

We zijn nog maar pas verhuisd naar het nieuwe gebouw. Studenten zijn net mensen, het is wennen op deze nieuwe plek. Alles wat niet meer is, wordt erg gemist. Als we mopperen en klagen tot een competentie zoudenverheffen, dan werd deze ruimschoots ontwikkeld door sommige studenten in deze eerste periode. Eén van mijn collega’s bedacht dat het goed zou zijn studenten een kanaal te geven om hun wensen op te tekenen, en legde een schrijfschrift met pen op een tafel in onze foyer. Daar werd direct gretig op ingetekend, het boek ging van hand tot hand.

Ik was erg benieuwd van wie deze actie kwam en hoe mijn collega dacht dit verder op te pakken. Ondertussen wekte het schrift zowel mijn irritatie als nieuwsgierigheid. Met regelmaat bladerde ik er even in. ‘Wanneer ga jij eens antwoord geven?’, vroeg op een ochtend een groepje studenten aan me. ‘Waarom leg je zoiets neer als je toch geen antwoord geeft?’ Alsof ze mijn gedachten konden lezen, precies datzelfde had ik ook bedacht. ‘Ik kan al wat dingen beantwoorden’, zei ik terwijl ik met hen doorbladerde, 'maar ik heb dit niet neergelegd hoor’.  Verbazing alom, niet jij? Wie dan? Het zinde me niets, deze manier van communiceren, al kon ik hen dan al enkele antwoorden geven.
 
Ik nam het schrift mee naar mijn kantoor en las mooie, redelijke en onzinnige verzoeken; van goed zitmeubilair (eens!) tot condoomautomaten. Van een goed geoutilleerde kantine (eens!) tot wekelijks bezorgen van loempia’s. Ik besloot een brief terug te schrijven.
Beste studenten,
De eerste weken in ons nieuwe gebouw zitten erop. Wij beginnen al aardig te wennen op deze nieuwe stek, we hopen jullie ook.
Enkele weken geleden heeft een van onze collega’s een boek neergelegd waarin jullie je wensen konden opschrijven. Graag willen wij hierop reageren.

-          Een aantal zaken lopen: 2 docenten zijn met een groep studenten bezig met de inrichting en aankleding van de lokalen en de foyer. Er zijn inmiddels overal rails opgehangen zodat er schilderijen en werk opgehangen kan worden. Dit zal snel zichtbaar worden.

-          Het opruimen van de rommel in de foyer door docenten is jullie opgevallen. Mooi! Je vraagt of dit door conciërges kan gebeuren. Helaas. Onze conciërges worden ingezet voor klussen. Het opruimen van jullie afval zul je toch echt zelf moeten doen, er staan prullenbakken genoeg.

-          De vleugel: Daar zijn de meningen nog over verdeeld. We willen zo’n prachtvleugel niet kwijt, maar hij neemt heel veel plek in beslag. Een andere plek in het gebouw is er niet, denken wij, maar alle ideeën zijn welkom. Dus voorlopig blijft hij gewoon staan waar hij staat en nodigen we muzikale talenten uit mooie melodieën ten toon te spreiden.

-          Schoolfeest: Leuk! Plan gerust. Docenten en medewerkers van Veghel zien de uitnodiging graag tegemoet. Wellicht is het leuk om een feestcommissie Pabo Veghel in het leven te roepen. Initiatiefnemers: meld je!

-          Loempia’s – condoomautomaten – terrasverwarmer – frietkraam: Dank voor jullie creativiteit maar helaas…

-          Irritante deur boven: Ja, maar dat is een kwestie van accepteren.

-          Klok – whiteboard voor mededelingen komt binnenkort

-          Automaat voor frisdrank en snoep zijn we aan het onderzoeken, maar zeer waarschijnlijk is de afname te gering om het aantrekkelijk te maken voor de aanbieder. Gelukkig is de Jumbo en de kantine van het ROC op loopafstand én kun je lekkers van thuis meebrengen.

-          Waterkoker – tosti-ijzer – cd speler:  Dit zijn zaken die we graag met een afvaardiging van jullie willen bespreken. Zoals je weet hebben we geen keuken. In de herfstvakantie is een blokje met warm/koud water aangebracht in de OWP. Het is niet praktisch om in de foyer een keukenhoekje te maken, hoe graag we dat ook willen. Tenzij er een Kantinecommissie komt die er ook zorg voor willen en kunnen dragen. Bijvoorbeeld ook voor het gebruik van bestek. Het is goed dat jullie messen, schoteltjes, vorkjes gebruiken, waar nodig, maar het zal nadien afgewassen moeten worden en teruggezet op de juiste plek. Dus: graag een aantal studenten die met ons in gesprek willen gaan over hoe we dit aan kunnen/willen pakken.

-          Werkplekken in de foyer: We zijn bezig met uitbreiding van het meubilair. Zoals je weet is het lokaal naast de docentenkamer ook geschikt om in te werken en lunchen. Misschien moeten we dit lokaal nog mooier en uitnodigender aankleden, want er maken slechts weinig mensen gebruik van, tot dusver.

-          Zitplaatsen buiten: De komende weken wordt de tuin buiten aangelegd. Zitmeubilair komt in het voorjaar. Er komt stroomaansluiting, zodat we de muziekinstallatie buiten kunnen plaatsen bij evenementen. Buiten is een klein afvalbakje voor peuken. Er worden nog teveel peuken op de klinkers gegooid. Willen jullie svp zorgen dat de entree aantrekkelijk blijft en je peuken in de daarvoor bestemde afvalbak gooien. Prullenbakken buiten: ook dit wordt in het voorjaar gerealiseerd. 

Graag jullie reactie!
Namens Team Veghel,
Wilma van Esch

De brief is in het schrift geplakt. Vol verwachting klopt mijn hart, benieuwd of we post of reacties terug gaan krijgen of liever nog of we ondernemende studenten gaan zien die met elkaar een kantinecommissie gaan opzetten en hun schoolfeesten gaan organiseren. Zou het??

Wilma

 

 

 

 

zondag 7 oktober 2012

Ejaculerende walvissen en andere problemen

Sinds ik studerende kinderen hebben, vliegen er nogal wat ‘wist-je-datjes’ door de huiskamer. Ze ontdekken volop nieuwe dingen en ik mag met ze meegroeien.

‘Wist-je-dat-een walvis 40 liter sperma produceert, als ‘ie ejaculeert?’, roept mijn dochter terwijl we lekker zitten te eten. ‘En dat daarvan maar 10 liter in het vrouwtje terecht komt, en dus de rest in de zee. En dan vraag jij je weleens af hoe het komt dat de zee zo zout smaakt als je zonder erg een slokje zee neemt tijdens het zwemmen!’ Ze proest het uit, het blijkt een mop. Het eten smaakt direct anders... 

Ik denk aan de afgelopen weken in mijn nieuwe werkomgeving. Ook daar hoor ik veel ‘wist-je-datjes’, bepaald geen moppen of grappige items. Maar ernstige oorzaak-gevolg constateringen. Ik weet nog niet zoveel, veel is nieuw, de taal, de context, de ernst. Ogenschijnlijk lijken oorzaak en gevolg te kloppen, in ieder geval in verband met elkaar te staan en ontstaat de behoefte de oorzaak aan te pakken. Dus: Wat zullen we doen met deze ejaculerende walvissen? In een afgebakend gebied laten paren? Kunnen we ze vangen en hun overdaad aan zaad inperken?  
Of is er iets heel anders aan de hand. Wat is nu eigenlijk het probleem?
 
In het geval van mijn dochter’s mop is het vies dat je een slok zeewater inslikt en je nu bedenkt wat daar allemaal in zit. Heel waarschijnlijk ook een klein beetje walvishoop,  maar wat nog meer. En wat is je kernprobleem? Waarom slik jij het water in? Wie geef je de schuld? Heb je zelf wel eens iets onbetamelijks in zee gedaan? Was dat onbetamelijk?

Kortom: Wat is het échte probleem? Wat moet je onderzoeken en aanpakken om jouw probleem op te lossen? Wiens probleem is het eigenlijk? Is het een probleem? 

Grappig hoe een ejaculerende walvis en twee puberende kinderen  mij helpen in de reflectie op mijn werk. Zal ik het morgen aan mijn collega’s vertellen, of toch maar niet. Ik denk het niet. ‘Vertel hem maar niet door, mam’, gaf mijn zoon me terug, ‘want moppen vertellen kun jij echt niet, je vertelt het zo slecht dat er niets te lachen valt’.  Tja… 

© Wilma van Esch