Ze let op de
tijd, ik bespeur een klein beetje haast in haar verhaal. 'We gaan zo beginnen
aan het deel waar jullie allemaal voor gekomen zijn', zegt ze. Ik had al zo'n
donkerbruin vermoeden. De ruimte om ons heen staat vol met kratten vol
speelgoed. We mogen zelf gaan spelen. De opdracht is helder. Eén van ons wordt
kind, eentje spelbegeleider, eentje observator.
Ongemakkelijk
kijk ik rond en bedenk escape-mogelijkheden: Kan ik nu naar het toilet en daar
een poosje vertoeven? Kan ik andere college-volgers hun gang laten gaan en
vooral als observator erbij gaan zitten. Dat is mijn fijnste rol, observator.
In haar
eerdere betoog sprak de docent ook van 'niet-spelwerelden' en redenen waarom
kinderen zich niet aan spel konden overgeven of niet spontaan mee konden
doen. Ik blokkeer. Bedenk dat er
misschien ook wel iets met mij aan de hand is, waardoor ik niet mee kan doen. Mijn
hersenen maken vreemde gedachtensprongetjes. Ik vind het tot nu toe een
heerlijk college en een hele fijne docent, ik wil ook haar les niet verzieken
door niet mee te doen.
Oef, ze heeft
me gezien. 'Wat is er Wilma, waarom ga je niet spelen?' Na een kort gesprekje,
dringt ze aan om toch de ervaring van het verplaatsen in een kind op te doen en
me over te geven aan het spel. En dus zit ik even later bij een curverbak met
drie collega's. Een beetje benepen vraag ik of ik mag beginnen als observator.
Ik heb al
veel mogen trainen en veel trainingen bij mogen wonen. Ik heb vreemde mensen
mogen knuffelen (Ieks!), met directieleden ballonnen omhoog mogen houden (JAAAA,
goedzo!!! Ga door!!!), en een bolletje wol over mogen gooien waarbij ik iets
verbindends of aardigs zei over ons groepsproces. En ben bang dat ook ik mensen
goedbedoeld in werkvormen heb gestuurd, waar zij zich wellicht net zo
ongelukkig bij voelden.
Tijdens de
nabespreking valt mijn kwartje. Ik speel graag en veel. Met de volwassenen om
me heen, met kinderen. Met dikke pret en vol overgave. Ik wil me heel graag
inleven in kinderen, ook dat. Maar de opdracht om als een kind van een bepaalde
leeftijd te spelen lukt me niet. Dus roer ik maar wat door de bak en ga
materialen eruit halen en ordenen. Blokjes bij blokjes, poppetjes bij poppetjes.
Is dat een spelfase? Welnee, dat is mijn sociaal wenselijkheid om toch mee te
doen en binnen mijn comfortzone te blijven. Over de blokjes heen, spreek ik met
mijn collega's over de inhoud van het boeiende college.
Misschien was
de waardevolste les van vandaag dat mijn visie op spel opnieuw bekrachtigd is.
Spelen gaat
gepaard met plezier en betrokkenheid. Spelen gebeurt vrijwillig: Het om niet-verplichtende
bezigheden, de speler kiest deze zelf. De speler neemt in belangrijke mate
zelf het initiatief om te gaan spelen en dat te blijven doen zolang het boeit
of zolang hij daarvoor de kans krijgt. Spel dient geen extern doel, de speler
is gericht op het proces van het spelen.
|
Dank je wel, collega's, voor de meer
dan boeiende studiemiddag!!
© Wilma van
Esch