zaterdag 3 maart 2018

Het lukt me niet te spelen


 Aanschuiven bij een college over spel en spelwerelden blijkt een onverwacht cadeautje. De docent vertelt een boeiend verhaal, geïllustreerd met inspirerende filmbeelden. Ze onderbouwt haar verhaal met theorie. Kaasje naar mijn hand, zo'n middag. Alle ingrediënten voor mijn zone van naaste ontwikkeling zijn aanwezig.
Ze let op de tijd, ik bespeur een klein beetje haast in haar verhaal. 'We gaan zo beginnen aan het deel waar jullie allemaal voor gekomen zijn', zegt ze. Ik had al zo'n donkerbruin vermoeden. De ruimte om ons heen staat vol met kratten vol speelgoed. We mogen zelf gaan spelen. De opdracht is helder. Eén van ons wordt kind, eentje spelbegeleider, eentje observator.
Ongemakkelijk kijk ik rond en bedenk escape-mogelijkheden: Kan ik nu naar het toilet en daar een poosje vertoeven? Kan ik andere college-volgers hun gang laten gaan en vooral als observator erbij gaan zitten. Dat is mijn fijnste rol, observator.

In haar eerdere betoog sprak de docent ook van 'niet-spelwerelden' en redenen waarom kinderen zich niet aan spel konden overgeven of niet spontaan mee konden doen.  Ik blokkeer. Bedenk dat er misschien ook wel iets met mij aan de hand is, waardoor ik niet mee kan doen. Mijn hersenen maken vreemde gedachtensprongetjes. Ik vind het tot nu toe een heerlijk college en een hele fijne docent, ik wil ook haar les niet verzieken door niet mee te doen.

Oef, ze heeft me gezien. 'Wat is er Wilma, waarom ga je niet spelen?' Na een kort gesprekje, dringt ze aan om toch de ervaring van het verplaatsen in een kind op te doen en me over te geven aan het spel. En dus zit ik even later bij een curverbak met drie collega's. Een beetje benepen vraag ik of ik mag beginnen als observator.

Ik heb al veel mogen trainen en veel trainingen bij mogen wonen. Ik heb vreemde mensen mogen knuffelen (Ieks!), met directieleden ballonnen omhoog mogen houden (JAAAA, goedzo!!! Ga door!!!), en een bolletje wol over mogen gooien waarbij ik iets verbindends of aardigs zei over ons groepsproces. En ben bang dat ook ik mensen goedbedoeld in werkvormen heb gestuurd, waar zij zich wellicht net zo ongelukkig bij voelden.

Tijdens de nabespreking valt mijn kwartje. Ik speel graag en veel. Met de volwassenen om me heen, met kinderen. Met dikke pret en vol overgave. Ik wil me heel graag inleven in kinderen, ook dat. Maar de opdracht om als een kind van een bepaalde leeftijd te spelen lukt me niet. Dus roer ik maar wat door de bak en ga materialen eruit halen en ordenen. Blokjes bij blokjes, poppetjes bij poppetjes. Is dat een spelfase? Welnee, dat is mijn sociaal wenselijkheid om toch mee te doen en binnen mijn comfortzone te blijven. Over de blokjes heen, spreek ik met mijn collega's over de inhoud van het boeiende college.

Misschien was de waardevolste les van vandaag dat mijn visie op spel opnieuw bekrachtigd is.  


Spelen gaat gepaard met plezier en betrokkenheid. Spelen gebeurt vrijwillig: Het om niet-verplichtende bezigheden, de speler kiest deze zelf. De speler neemt in belangrijke mate zelf het initiatief om te gaan spelen en dat te blijven doen zolang het boeit of zolang hij daarvoor de kans krijgt. Spel dient geen extern doel, de speler is gericht op het proces van het spelen.


 Dank je wel, collega's, voor de meer dan boeiende studiemiddag!!
© Wilma van Esch