maandag 16 september 2013

Een eekhoorn in de woestijn

Eekhoorntjes zijn op hun best in het bos. Daar springen ze van de ene boom naar de andere, buitelen en klimmen dat het een lieve lust is. Dat is hun plek. Niemand zegt ze te springen of te spelen. Ze springen, ze spelen, ze leven, ze dartelen rond. 

Stel dat je één eekhoorntje meeneemt naar de woestijn. Daar ga je het beestje observeren. Dikke kans dat het beestje al snel depressief wordt. Niemand om mee te spelen, geen boom om in te klimmen, geen nootjes te verstoppen. Alleen maar zand, zand, zand. Hij zal tot weinig of niets komen.

En stel dat je dan een eekhoorntjes-therapeut laat komen, die op hem in gaat praten. Die zegt dat de ware kracht in hemzelf zit, dat hij uit iedere situatie het beste moet halen en er het beste van moet maken. Gewoon de uitdaging zoeken in het nu. Dat is natuurlijk klinkklare onzin. Er is namelijk niets met het eekhoorntje aan de hand. Hij hoort niet in de woestijn, dat is alles. Zet hem terug in het bos en hup, hij weet weer waar hij zo gelukkig van werd. 

Een mooie insteek om met collega’s en studenten waar nodig het vraaggesprek aan gegaan:
Hoe is het met jou? Is dit jouw plek? Word je hier gelukkig, ben je als een vis in het water of eh.. als een eekhoorn in het bos.
Want soms is er niets mis met je, maar zit je gewoon niet op de juiste plek…
En soms zit je wel op de juiste plek, maar lukt het je niet meer om te spelen.

Een bos of een woestijn, zo belangrijk is de context bij het stellen van een diagnose, een wereld van verschil. 

Deze metafoor heb ik (helaas) niet zelf bedacht, ik wil de bedenker ervan van harte bedanken. Helaas weet ik niet meer waar ik dit verhaal gelezen heb (wie weet één van de lezers), maar ik wil het graag met je delen. 

Wilma van Esch

zondag 8 september 2013

Mopper en Zuur

Onlangs was ik bij een zeer inspirerende studiemiddag waarop bijzondere projecten uit de regio werden gepresenteerd. De opkomst was goed, de presentaties boeiend en prikkelend. Inspirerende verhalen van mensen met lef, mensen die verbinding hebben gezocht met verschillende partijen en met elkaar fantastische dingen hebben neergezet.  Mensen die trots mogen zijn op de beweging die zij teweeg hebben gebracht.  Natuurlijk was er ook ruimte voor reacties uit de zaal. Ik ben niet zo’n zaalreageerder. Ik geef liever heel hard applaus en hul me dan in stilzwijgen. 

Het begint een beetje een patroon te worden. Ze zijn écht overal. Zure Mopperkonten. Die graag hardop en nadrukkelijk willen vertellen dat dat bij hen toch echt niet zo gemakkelijk gaat. Die vragen of het werkelijk nodig was om zoveel subsidie te spenderen of dat het terecht is dat dit project zoveel gekost heeft. Die aangeven dat zij zeker ook iets Heel Belangrijks doen en hun opmerking inleiden met een veel te lang CV.
Pfff… ik ben ze een beetje zat, die afdeling Mopper en Zuur. Ik vraag me af wat ze doen op zo’n conferenties, waarom ze komen en wat ze ervan leren. 

Natuurlijk, we hoeven niet met zijn allen kritiekloos halleluja te roepen of idolaat te zijn van de dapperen op het podium. Maar ik zou de afdeling Mopper en Zuur willen vragen: Denk eens na over één échte vraag. Ben gewoon eens benieuwd! En als er niets dan gal komt, ga gedurende het vragenrondje gewoon even iets voor jezelf doen. Kijk in je agenda of je nog meer belangrijke conferenties te bezoeken hebt of zo.

Ik verdraai wel altijd een beetje mijn nek om goed te kunnen zien hoe Mopper of Zuur er dit keer uitzien. Gek genoeg nooit echt heel leuk. En als we dan met z’n allen bij de naborrel staan, dan loop ik er even vlak langs en bekijk ze van heel dichtbij: Altijd druk in gesprek, of is het een monoloog? Brrr...
 
©Wilma van Esch

 

 

vrijdag 6 september 2013

Met milde ogen

Als de dood van een geliefde niet meer zo rauw is dat het pijn doet, lukt het vaak gemakkelijker terug te kijken op het leven dat je ooit samen leidde. Dan lukt het om te glimlachen om  de onbenullige kleine dingen waar je je aan irriteerde of die je zelfs nauwelijks kon verdragen. Dan bedenk je dat je sommige dingen best had kunnen zeggen, dat dat waarschijnlijk wel wat doorbroken had. Of dat je gewoon de keuze had om bepaalde dingen niet aan te gaan, al voelde je dat toen niet zo.
Het lijkt alsof je naar mate de tijd verstrijkt meer met milde ogen kunt terugkijken.  Naar dat wat was. Zou je dingen anders hebben gedaan met elkaar als je wist dat het nog maar zo kort zou duren? Terugkijkend komt de relativering en de mogelijk ook de glimlach om dat wat ooit belangrijk leek, maar het totaal niet was. De grote relativering. Bij mij althans.

Wanneer ik naar mensen luister als het gaat over hun werk, dan hoor ik vaak de irritaties, onduidelijkheden, onmogelijkheden, irritante collega’s. Klein, groot, zeer divers, maar wel behoorlijk bepalend voor hun gemoedstoestand en werkplezier.
Op weg naar huis van weer zo’n gesprek bedacht ik: Stel, daar waar jij nu werkt is er morgen ineens niet meer. Bedenk een ramp: faillissement, brand, je wordt ontslagen. Het is over.
En stel: Je bent zo’n vijf jaar verder en de rauwe pijn, frustratie of teleurstelling van het verloren gaan van je werkplek is gesleten.
Je kijkt terug  en  visualiseert hoe je er anno nu bijzat: Wanneer had je lol met collega’s, waarover, waar? Waar was je trots op? Wat lukte bijzonder goed? En wat mis je eigenlijk het meeste, als je zo’n vijf jaar later met milde ogen terugkijkt? Heb je het voor ogen?

Goed. We zijn weer in het nu. Je hebt mazzel, je werkplek is er nog. Je mag maandag gewoon weer naar je werk: Gelukkig geen faillissement, brand, ontslag of een andere ramp. Iedereen is er nog en je mag weer met hen aan de slag. Waar zou je je niet meer zo druk om hoeven maken, omdat het over vijf jaar helemaal niet meer relevant is? Waar hoef je geen energie in te steken omdat het niet telt? Welke collega’s zoek je op omdat je het met hen zo plezierig hebt? Waar ga je vol gas voor, omdat het je zoveel geeft?

Mocht je denkoefening volledig in negativiteit eindigen: Mooi, dan weet je dat het goed is om te gaan rondkijken of solliciteren.

Mocht je je realiseren hoe weinig waardevol het gekift, het ongemak, de frustraties en irritaties  zijn en mocht je je realiseren dat dat van voorbijgaande aard is, zou het dan mogelijk zijn om de keuze te maken om nu daarmee te stoppen? Gewoon per direct? En je alleen maar te focussen op de lol, het plezier, de goed gelukte dingen en de redenen waarom je van je werk houdt? 

Ik ben alweer thuis, parkeer de auto en begroet het thuisfront. Met milde ogen... maandag mag ik weer.

© Wilma van Esch