Ik ben 45 en eet nog steeds mijn bord leeg. Zoals ik het
geleerd heb. Ik at met een man van 60. Hij sprak vol vuur en schrokte zijn eten
naar binnen. ‘Smaakt het ?’ vroeg ik hem, waarop hij in de lach schoot. Wij
hebben het niet geleerd… écht proeven en luisteren naar wat ons lichaam nodig
heeft.
Van de week hoorde ik van een voorschool (in Scandinavië) waar veel
aandacht wordt geschonken aan eten. Kinderen van 2, 3 en 4 mogen zelf opscheppen. Vooraf wordt
er met hen gekeken naar hoe het eruit zien, naar de kleuren, de vormen, naar
wat ze kennen, wat nog niet. Hoe het ruikt. Maar ook of ze veel trek hebben of
weinig, of ze in kunnen schatten wat ze nodig hebben. Gewoon een dagelijks ‘onderzoek’.
Proeven hoe het smaakt, of je dit verwacht had, of het lekker is, of het ergens
op lijkt wat je al kent. En of je inschatting klopte, heb je genoeg opgeschept,
of mag er nog wat bij. Het is geen eet-lesje: Het is erbij zijn, met elkaar
genieten van het eten en plezier beleven aan de diversiteit.
Overdreven of essentieel?
Het doel van ons onderwijs is volgens mij nog steeds zelfverantwoordelijke
zelfbepaling: Kinderen grip laten krijgen op hun wereld en zorgen dat zij hun
unieke weg daarin vinden, met een stevig fundament. Hoe doen we dat? Ik sprak een leerkracht van een kleuterschool
die volop bezig was met uitgestelde aandacht en kleutertaken. Groep 2 kinderen
werd geleerd in stilte te spelen, omdat het verkeerslicht op rood stond voor
groep 3. Ze leerden ‘moet-taken’ te doen. Wat dat precies voor taken waren was
niet zo belangrijk, de essentie was dat ze leerden dat er ook iets moest. In
opbouw naar groep 3. De leerkracht was blij met haar aanpak, zag dat het effect
had.
Maar welk effect?
We weten niet wat onze kinderen te wachten staat, we weten
alleen dat wij mogen bijdragen aan hun onderwijs en opvoeding. Kinderen zijn
loyaal aan ons en doen doorgaans erg hun
best om te kloppen in het systeem wat wij bedacht hebben. Dus leren zij hun
bord leeg te eten, leren zij hun aandacht uit te stellen. En het kan zijn dat
we dat wenselijk vinden. Maar het raakt niet de kern…
Hoe gaat het wanneer wij er niet bij zijn? Wanneer kleuters verwonderd naar elkaars
blote lijfje kijken in de toiletten, is dat ernstig? Zijn daar camera’s of afspraken
nodig? Of mogen kinderen ook op dat gebied zich verwonderen, en al vroeg leren
hun grenzen aan te geven. Te zeggen wat zij niet prettig vinden? Toen ik startte in het onderwijs, 25 jaar
geleden, douchten alle kinderen. Het
douchen was een mooi ritueel. Lang niet iedereen vond het fijn, maar wij
probeerden er toch een plezierige ervaring van te maken, door erbij te staan,
lol te maken, met schuim te experimenteren. Mijn kinderen douchen allang niet
meer op school. In de onderbouw wasten zij nog hun voeten, maar momenteel, op
de middelbare school wordt er nauwelijks gedoucht. Er gaat deo in de tas, die
wordt rijkelijk gesprayd na het sporten, douchen gebeurt thuis.
Toch zien
mijn kinderen meer bloot dan ik ooit heb gezien op die leeftijd. Door tv en
internet. De nare incidenten met zwemleraren, priesters, Robert M. dragen er
aan bij dat we veel alerter zijn, dat we meer aan banden zijn gaan leggen. En
dat is zeker goed.
Maar wat
leren we onze kinderen? Leren zij ervaren, verwonderen én begrenzen? Leren zij wat ze prettig vinden en
wat niet? Worden ze weerbare, zelfverantwoordelijke, zelfbepalende mensen?
School is
een prachtplek om jezelf te leren kennen en leren is een sociaal gebeuren. Scholen zouden plekken moeten zijn waar
kinderen op reis mogen gaan met volwassenen die zij vertrouwen, die hen vol
liefde door een schooljaar gidsen en die hen leren wat grenzen en mogelijkheden
zijn. Op gebied van cognitie, gevoelens en emoties en motivatie. Met volwassenen die zichzelf voortdurend afvragen: Raak ik op deze manier de kern...
Toch?
©Wilma van
Esch