woensdag 25 april 2012

Het zit als gegoten...

 In haar TedXTalk vertelt Hedy Schleifer het Jiddische verhaal over een man die bij een kleermaker zijn kersverse kostuum op komt halen. Het pak trekt aan alle kanten en zit onprettig. Als de man hier wat over zegt, deelt de kleermaker hem mee dat het pak wel goed zit, maar dat hij zijn armen en benen verkeerd houdt. Hij helpt de man op weg, ellenbogen omhoog, handen omgekeerd, voeten naar binnen gedraaid, knieën lichtjes gebogen. En ja, het pak zit als gegoten.

De man rekent af en wandelt onwennig en onhandig naar buiten. Op straat lopen twee vrouwen die hem geboeid nakijken. ‘Toch knap’, zegt de een tegen de ander, ‘dat die kleermaker voor zo’n misvormd lichaam nog een passend kostuum weet te maken!’ 

Hoe zit dat met ons…? Waar plooien wij ons in slecht zittende kostuums? Waar gaan we door met ons aanpassen aan systemen, terwijl we weten dat het niet goed voor ons is?

Durven we de kleermaker te vertellen dat hij niet wijs is, dat hij beter naar ons mag kijken en zich mag ontwikkelen in het maken van passende maatkostuums. Durven wij te vragen naar wat we nodig hebben?  Gewoon omdat wij mooi, kloppend en de moeite waard zijn?

Ik gun ons veel spiegels en eerlijke mensen om ons heen. Maar ik gun ons vooral veel gevoel en gezond verstand waarmee we beseffen wat we werkelijk nodig hebben: een pak dat ons past en een kleermaker die de kunst van het maken verstaat!


©Wilma van Esch

zondag 15 april 2012

Raak je de kern?

Ik ben 45 en eet nog steeds mijn bord leeg. Zoals ik het geleerd heb. Ik at met een man van 60. Hij sprak vol vuur en schrokte zijn eten naar binnen. ‘Smaakt het ?’ vroeg ik hem, waarop hij in de lach schoot. Wij hebben het niet geleerd… écht proeven en luisteren naar wat ons lichaam nodig heeft.

Van de week hoorde ik van een voorschool (in Scandinavië) waar veel aandacht wordt geschonken aan eten. Kinderen van 2, 3 en 4 mogen zelf opscheppen. Vooraf wordt er met hen gekeken naar hoe het eruit zien, naar de kleuren, de vormen, naar wat ze kennen, wat nog niet. Hoe het ruikt. Maar ook of ze veel trek hebben of weinig, of ze in kunnen schatten wat ze nodig hebben. Gewoon een dagelijks ‘onderzoek’. Proeven hoe het smaakt, of je dit verwacht had, of het lekker is, of het ergens op lijkt wat je al kent. En of je inschatting klopte, heb je genoeg opgeschept, of mag er nog wat bij. Het is geen eet-lesje: Het is erbij zijn, met elkaar genieten van het eten en plezier beleven aan de diversiteit.
Overdreven of essentieel?
Het doel van ons onderwijs is volgens mij nog steeds zelfverantwoordelijke zelfbepaling: Kinderen grip laten krijgen op hun wereld en zorgen dat zij hun unieke weg daarin vinden, met een stevig fundament. Hoe doen we dat?  Ik sprak een leerkracht van een kleuterschool die volop bezig was met uitgestelde aandacht en kleutertaken. Groep 2 kinderen werd geleerd in stilte te spelen, omdat het verkeerslicht op rood stond voor groep 3. Ze leerden ‘moet-taken’ te doen. Wat dat precies voor taken waren was niet zo belangrijk, de essentie was dat ze leerden dat er ook iets moest. In opbouw naar groep 3. De leerkracht was blij met haar aanpak, zag dat het effect had.
Maar welk effect?
We weten niet wat onze kinderen te wachten staat, we weten alleen dat wij mogen bijdragen aan hun onderwijs en opvoeding. Kinderen zijn loyaal  aan ons en doen doorgaans erg hun best om te kloppen in het systeem wat wij bedacht hebben. Dus leren zij hun bord leeg te eten, leren zij hun aandacht uit te stellen. En het kan zijn dat we dat wenselijk vinden. Maar het raakt niet de kern…

Hoe gaat het wanneer wij er niet bij zijn?  Wanneer kleuters verwonderd naar elkaars blote lijfje kijken in de toiletten, is dat ernstig? Zijn daar camera’s of afspraken nodig? Of mogen kinderen ook op dat gebied zich verwonderen, en al vroeg leren hun grenzen aan te geven. Te zeggen wat zij niet prettig vinden?  Toen ik startte in het onderwijs, 25 jaar geleden,  douchten alle kinderen. Het douchen was een mooi ritueel. Lang niet iedereen vond het fijn, maar wij probeerden er toch een plezierige ervaring van te maken, door erbij te staan, lol te maken, met schuim te experimenteren. Mijn kinderen douchen allang niet meer op school. In de onderbouw wasten zij nog hun voeten, maar momenteel, op de middelbare school wordt er nauwelijks gedoucht. Er gaat deo in de tas, die wordt rijkelijk gesprayd na het sporten, douchen gebeurt thuis.
Toch zien mijn kinderen meer bloot dan ik ooit heb gezien op die leeftijd. Door tv en internet. De nare incidenten met zwemleraren, priesters, Robert M. dragen er aan bij dat we veel alerter zijn, dat we meer aan banden zijn gaan leggen. En dat is zeker goed.

Maar wat leren we onze kinderen? Leren zij ervaren, verwonderen én begrenzen? Leren zij wat ze prettig vinden en wat niet? Worden ze weerbare, zelfverantwoordelijke, zelfbepalende mensen?

School is een prachtplek om jezelf te leren kennen en leren is een sociaal gebeuren.  Scholen zouden plekken moeten zijn waar kinderen op reis mogen gaan met volwassenen die zij vertrouwen, die hen vol liefde door een schooljaar gidsen en die hen leren wat grenzen en mogelijkheden zijn. Op gebied van cognitie, gevoelens en emoties en motivatie. Met volwassenen die zichzelf voortdurend afvragen: Raak ik op deze manier de kern...

Toch?


©Wilma van Esch

dinsdag 3 april 2012

'Mag ik alsjeblieft heel, heel even de aandacht?'

Doel van mijn lesochtend op de Pabo was bewustwording van je communicatie met kinderen. We spraken met elkaar en probeerden dichter te komen bij het fenomeen van goed communiceren. Ergens wilde ik iets raken, wat ik dit keer met de genoemde voorbeelden en casussen niet genoeg raakte. Het leek niet over henzelf te gaan: Je machteloos voelen, de groep niet aankunnen, natuurlijk niet.

Ik dacht ineens aan het filmpje ‘Schoolreisje’ van Jochem Myjer. En mijn herkenning van het machteloze gevoel van de leerkracht. 'Mag ik alsjeblieft heel, heeeel even de aandacht? Dank je wel!' Ik liet het Youtube filmpje aan de studenten zien. Ook daar was volop herkenning: Ze zijn nog niet zolang geleden van de middelbare school gekomen en zo’n half overspannen leraar, dat beeld was heel dichtbij. Dikke pret!

Samen gingen we op zoek naar het gevoel van deze leraar. Ik vroeg hen zich te verplaatsen in dit gevoel van machteloosheid. Dat bleek niet zo moeilijk. Iedereen had wel eens een kind in de klas gehad, waarbij je gewoon voelde dat je geen grip meer had. Dat iedere actie een onwenselijke reactie op zou roepen. Waar blijf je op zo’n moment met je aanvaarding, je echtheid en je empathie, als het huilen je nader staat dan het lachen. 

Hoe kom je op zo’n moment weer bij je zelf, bij je gevoel voor humor, je relativering, bij het niet op alle slakken zout leggen? Het leverde een intensief gesprek op, waarbij studenten dicht kwamen bij dat gevoel van onvermogen en na gingen denken over mogelijke scenario’s. Ze ontdekten hoe persoonlijk hun grenzen, mogelijkheden en talenten zijn. 

Rondkijkend in deze Paboklas bedacht ik me dat iedereen ongetwijfeld dacht dat hij of zij niet zo’n half overspannen niet competente leerkracht zou gaan worden. We schatten allemaal in dat wij het wel gaan maken, toch? En toch: Praat eens met kinderen, vooral met VO-kinderen.  

Wanneer ik aan VO-kinderen vraag hoe groot het percentage écht goede leerkrachten is, waar ze les van hebben, komt het hooguit tot een schrikbarend lage 20%. Dit is niet wetenschappelijk onderbouwd, dit is puur subjectief opgelepelde informatie.
Ik vroeg een verklaring aan deze kinderen en  kreeg een direct antwoord: Het is toch logisch! Wanneer je begaafd of getalenteerd bent, ga je het onderwijs niet in, dan is er op een andere plek veel meer uitdaging voor je te vinden. Zowel in werk als qua salaris. Dus de minder getalenteerde, minder begaafde mensen, die komen voor de klas. En wat betreft die 20%? Dat zijn idealisten, dat is een zeldzaam ras wat van kinderen houdt, intelligent genoeg is, zich verdiept heeft in zowel de kinderen als de leerstof en die lekker creatief en humorvol met beide invalshoeken om kan gaan. 

Zou het?