zaterdag 28 mei 2011

De school van de toekomst & de PABO

Tijdens een werkweek met Pabo studenten was een van de opdrachten ‘Hoe ziet school er volgens jou over 20 jaar uit?’
Studenten werkten enthousiast en betrokken aan de opdracht, waren geinspireerd door de praktijkbezoeken aan innovatieve werkplekken.
De docenten vertelden me nadien hun verbazing over de uitkomst. Ieder ontwerp was een klaslokaal van 4 muren, gevuld met 24 tafels en stoeltjes, een bord.
De ‘vernieuwende’ aspecten die ontworpen waren, waren een vaste kring (ontstaan in de jaren 70) en een aanrecht om te koken (ook al jaren in scholen aanwezig).
Doordat de docenten vragen stelden als ‘waarom deze vorm van lokaal’ ‘waarom nog een schoolbord’ ‘waarom 24 stoeltjes en tafeltjes’ terwijl er nu bijvoorbeeld al volop tablets zijn,
gebeurde er iets met de studenten. Maar toch: de belangrijkste conclusie van het gesprek was dat deze groep studenten verwachtte dat het eigenlijk niet zo heel anders er aan toe zal gaan, over twintig jaar.

Teleurstellend? Rustgevend? Ik weet het niet. Dit voorbeeld intrigeert mij enorm. Deze studenten gaan over 2 jaar fris en volle goede moed ons werkveld in.
Met de intentie het voor kinderen zo goed mogelijk te doen binnen het huidige systeem.
Wat wij onderwijsvernieuwingsscholen noemen, zijn scholen die verbeteringen en wijzigingen aanbrengen binnen het huidige systeem, binnen onze grenzen. Het onderwijsbeleid is ook niet erg bemoedigend op dit moment en daagt leerkrachten ook niet super uit om te gaan ontdekken en onderzoeken wat andere, betere vormen zijn. Eerst maar eens zorgen dat dit goed loopt...

En toch: Op de Pabo begint het wel. Daar zitten adolescenten tussen de 17 en 25 die onze toekomst met kinderen gaan inrichten. Daar zitten getalenteerde, creatieve geesten die veel meer mogelijkheden kunnen zien en veel meer lef hebben dan wij. Dat is een kenmerk van hun leeftijd. Kunnen en durven wij die potentie aan te boren?
Dat betekent dat we vanaf dag 1 vragen gaan stellen aan studenten. Hun aannames op de proef gaan stellen. Niets voor waar aannemen, maar hen telkens op een onderzoeksspoor zetten.
Vanaf dag 1 duidelijk maken: Ja, dit is hoe wij het doen, maar jullie bouwen aan de toekomst, waar zouden jullie het nog veel beter, veel krachtiger en veel wijzer dan ons kunnen doen?

Het hoeft niet zo groot, het zit hem ook in het kleine: Toen een student een zeer gedegen, inhoudelijk sterk werkstuk bij me inleverde, verbaasde ik me over de aannames die overal tussendoor stonden.
‘Maar de huidige generatie’ ‘Kinderen van tegenwoordig spelen anders’ ‘Ouders besteden ook minder aandacht...’ Met de Word-markeerstift heb ik alle aannames in haar document geel gemaakt. En het werkstuk teruggestuurd met de vraag: Is dat zo? Weet je zeker dat dat zo is? Hoe weet je dat zeker? Zodra je het kunt onderbouwen, mag je deze aannames plaatsen.
De student was natuurlijk niet blij, gezien de klus die zij geklaard had. Ze ging wat geïrriteerd terug naar haar stageplek. En ging kinderen bevragen en interviewen: Wat doen jullie na schooltijd, wat doen jullie op vakantie, wat doen jullie ouders met jullie? Vol verbazing kwam ze terug op de opleiding en vertelde haar medestudenten dat de kinderen van tegenwoordig nog steeds veel op veldjes spelen, nog steeds hun tijd heel verschillend doorbrengen na schooltijd. Ze was aangenaam verrast over de ondernemingszin van de kinderen en hun energie en speellust.

Dat is wat ik graag zou willen: Pabo docenten die beseffen deze nieuwe generatie van vitaal belang is voor onze samenleving. Die zich realiseren dat verandering en leren begint met kritische, onderzoekende houding, iedere dag, iedere les opnieuw. Die jou durven vragen: Is dat zo, docent? Weet je dat zeker? Hoe weet je dat zeker?
En dan hoop ik dat onze studenten ons versteld doen staan met een ontwerp van de school van de toekomst, waarvan wij de helft niet meer begrijpen en die zij ons vol vuur en passie uitleggen. Waarvan ze stukjes uit willen proberen in de stagescholen, en die ze mee vorm gaan geven als ze eindelijk de echte onderwijswereld ingaan. En wij gaan mee op hun spoor en leren met hen de onderwijswereld onderzoeken en wellicht verbeteren. In ieder geval onszelf...


(c) Wilma van Esch

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

donderdag 26 mei 2011

Altijd jezelf

Het is maar taal, maar taal geeft soms heel duidelijk weer hoe we naar de wereld en onszelf kijken.
We zeggen erg makkelijk ‘Ik was die dag niet echt mezelf’ Maar wat betekent dat? Wat betekent het om wel jezelf te zijn?
Jezelf zijn is heerlijk ontspannen, is de mooiste versie van jou. Dan doe je waar je je goed bij voelt, op plekken waar je je goed voelt.
Maar als je niet jezelf bent of kunt zijn. Wat betekent dat dan? Wie ben je dan?
Kan het niet zo zijn dat dat ook gewoon een versie van jezelf is. Een versie die niet gelukkig is.
Een versie van jezelf die je niet zo goed aanstaat. En waar je je dus liever mee associeert. Dus zeg je maar ‘ik ben niet mezelf’.
Maar volgens mij ben je nog steeds jezelf. Wie kun je namelijk anders zijn? Hij is niet zo leuk, deze versie van jou, maar het is er wel een.

Wil je altijd van me houden, zingt Huub van der Lubbe, al maak ik er een zootje van.
Kun je jezelf en de ander onvoorwaardelijk aanvaarden? Kun je aanvaarden dat dag en nacht bij elkaar horen, onafscheidelijk zijn.
Dood en leven, regen en droogte. Zullen we eens ophouden met te doen alsof die versies niet van ons zijn. Dat zijn ze wel!
Veel mensen streven er voortdurend naar dichter bij zichzelf te komen. Maar je bent er al! Helemaal. Je zit in alle facetten van jezelf.
Alleen merk je op sommige momenten dat je het niet helemaal goed aanpakt.

Dat geldt ook voor de kinderen en volwassenen waar we iedere dag mee leven. Ze zijn al helemaal compleet zichzelf. In alle facetten. Soms uit het zich ongelukkig, maar dat is volgens mij omdat ze de andere wijze van uitdrukken nog niet geleerd hebben, of omdat er iets vreselijk dwars zit.
Maar het zijn wel uitingen van zichzelf. En wellicht zijn er nog meer versies van zichzelf te ontdekken. Vandaar dat we in onderwijs kinderen zoveel verschillende ervaringen willen bieden, zodat ze steeds meer stukjes van zichzelf ontdekken.

Dus: ‘ik ben niet mezelf’ wordt ‘dan ben je wel!’, direct gevolgd door: maar wat zit jou dwars?

(c) Wilma van Esch

zaterdag 21 mei 2011

Wat is het tegenovergestelde van empathie?

Ik sprak een vader van een kind uit groep 2. We kenden elkaar niet, door toeval ontstond dit gesprek. De school van zijn zoon was trots, ze bleken ‘inspectieproof’ en deelden hun inzichten en kwaliteiten op een informatieavond met ouders. Een van de onderwerpen waar zij trots op waren, was de doorgaande lijn voor zorg van groep 1 tot en met 8. Tot verbijstering van de vader verscheen op de bijbehorende dia een afbeelding van zijn kind. Van achteren gefotografeerd, aan het werk met de leerkracht. ‘Kijk’, vertelde de leerkracht erbij ‘hier een voorbeeld van een kind waarbij we al vroeg zorg gesignaleerd hebben’. En daarop volgde een toelichting, zonder naamsvermelding natuurlijk. Maar de school is erg klein en de mensen kennen elkaar goed. De vader was te verbouwereerd om te reageren.

De volgende dag vroeg hij een gesprek aan met de directeur van de school, die hem vriendelijk te woord stond. ‘Je komt zeker naar aanleiding van de foto van jouw kind’ opende hij het gesprek, om te vervolgen: ‘Joh, trek het je niet aan, daar maak je je toch niet druk om!’ Toen de man probeerde aan te geven waarom hij het wel heel erg vond, kreeg hij te horen dat de directeur geen zin had in een dergelijk gesprek. Vader moest zich niet zo druk maken en daarmee was de kous af.

Empathisch vermogen is een van de belangrijkste begeleiderskwaliteiten van leerkrachten en directies. Het CEGO heeft in het afgelopen jaar volop onderzoek gedaan naar ‘Perspectief nemen’, naar het je kunnen verplaatsen. Wanneer je dat goed kunt, kun je echt verschil maken voor kinderen maar ook voor ouders.

(C) Wilma van Esch

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.



donderdag 19 mei 2011

Elkaar verstaan

Wil je een ‘ vreemde’  taal echt goed leren spreken en verstaan, dan dien je ook de spreekwoorden en gezegdes te leren kennen. Korte, krachtige spreuken die een waarheid of wijsheid bevatten. Spreekwoorden komen vanuit de dynamische volkstaal en kunnen gemakkelijk verschijnen en verdwijnen. Het al te letterlijk nemen van spreekwoorden kan leiden tot komische situaties. Als je gevoel voor humor het toelaat tenminste...
.

‘Als jij me wilt helpen, probeer me dan niet te veranderen, zodat ik in jouw leven pas. Schenk me de waardigheid om mij te ontmoeten zoals ik ben. Erken dat we beiden even vreemd zijn voor elkaar, dat mijn bestaanswijze niet zomaar een beschadigde versie is van die van jou. Vertel mij hoe ik om moet gaan met jou. Werk met mij om meer bruggen te slaan tussen ons’. J. Sinclair, man met autisme 1992


Kinderen die Nederlands als tweede taal mogen leren, maar ook kinderen die vanuit hun waarneming spreekwoorden letterlijk nemen, zoals kinderen met Asperger, zitten nagenoeg in iedere klas. Pas wanneer je veel met deze kinderen mag werken, en goed let op hun reacties , dan merk je hoe bijzonder onze taal is.
‘Pas goed op, want ik heb ogen in mijn rug!’ waarschuwde een leerkracht haar groep, en werd boos om het gegrinnik. Ook toen zij verzuchtte ‘mijn broek zakt ervan af’ klonk heel zacht en droog van achter uit de klas ‘Nee hoor, die zit nog gewoon omhoog!’ Brutaal? Nee, gewoon niet begrijpen wat een leerkracht nu toch weer zegt.

En jij? Ben jij je bewust van hoe jij praat met de kinderen uit je klas? Verrijk jij jouw taal met spreekwoordelijke taal of praat je bewust eenvoudig en duidelijk? Taal is een heerlijke manier om elkaars werkelijkheid en rijkdom te verkennen. Misverstanden zijn prachtige startpunten voor verkenning van elkaars werelden.

Nog een voorbeeld tot slot:
‘Hallo, hier is het te doen!’mopperde een kleuterjuf bozig op haar kinderen in de kring, waarop Tom opstond en met een grote glimlach voor haar kwam staan... Probeer dan maar eens boos te blijven...

(c) Wilma van Esch

Deze column is een voorproefje van Egoscoop Taal die eind mei 2011 verschijnt. Zie ook http://www.egoscoop.nl/

dinsdag 17 mei 2011

Sportinstructies

Ik ben het gedoogde koekoeksei in onze sportieve familie: mijn afgetrainde lichaam verraadt het al, ik ben niet sport-knap. En da’s mooi meegenomen. Ik kan me tijdens de lessen op de sportschool uitstekend inleven in kinderen die het soms wat moeilijker vinden op school.

Op onze sportschool worden telkens 3 maanden op rij precies dezelfde lessen gegeven. Ik doe graag mee met de RPM les (jawel!). Dezelfde muziek, dezelfde oefeningen, verschillende instructeurs. De ene denkt in metaforen. Terwijl we les hebben fantaseert zij over de wind in je rug, de berg die we opklimmen, het prachtige uitzicht wat we bijna gaan zien. Ik fiets vrolijk mee in haar beelden.
Nummer twee speelt mannen en vrouwen tegen elkaar uit. Bedenkt dat we een wedstrijdje doen. Nu fietsen de mannen voorop, nu de vrouwen. En ze schreeuwt dat we ons niet moeten laten kisten. Grappig, daar heb ik niks mee. Ik zie alle fietsen op een rij en heb de neiging dwars te liggen als ze roept ‘Kom op, vrouwen, we laten die mannen ver achter ons!’
Weer een ander geniet kennelijk van pijn. Zij roept ons toe dat we pijn moeten voelen, dat we op onze tanden moeten bijten. ‘Je wilt toch mooi zijn, je wilt toch in je bikini deze zomer. Ga door de pijn!!! Aaaaahhhh’ Daar heb ik niets mee, pijn voelen en daar doorheen gaan voor een bikini. (Misschien ligt dat doel te ver weg).
Sommige instructeurs onthouden namen, dat vind ik leuk. Sommigen kijken goed rond en corrigeren op schouders, bewegingen etc. Soms geven instructeurs met zijn tweeën les. Supermotiverend wanneer ze lol hebben met elkaar, maar wel gericht blijven op ons.

Wat ik vooral bedacht in de sportschool is dat het een rijkdom voor me is dat dezelfde stof door verschillende mensen wordt uitgelegd. Dat geeft mij volop verdieping en andere invalshoeken. Ik heb meer kans om aan te haken, merk ik. Op een basisschool heb je doorgaans een, hooguit twee leerkrachten die jou een jaarlang begeleiden. Ik zou best eens willen experimenteren met een andere vorm, bijvoorbeeld meerdere leerkrachten die elkaars groepen draaien. Wie kent er good practise?

(C) Wilma van Esch

Wilma van Esch (1966)  is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten,  schoolleiders en docenten HBO.

zondag 15 mei 2011

Het slaat echt nergens op, wat die docent doet!

Kinderen zijn de meest interessante experts die ik ken. Ze kunnen feilloos aangeven waarom het bij de ene docent wel en bij de andere niet werkt.

In gesprek met 1ste klassers VO hoor ik dat een docent van hen overspannen is geraakt. ‘Wat is overspannen eigenlijk?’ vraagt er een. Ik had niet eens bedacht dat dit wel eens een onbekend fenomeen kon zijn. Samen zoeken we naar momenten waarop zij merkten dat het niet goed ging met hun docent. Ze wijzen deze momenten precies aan. Het zijn momenten van overreactie, van onredelijkheid. Van de teugels zo strak aantrekken dat ze wel moeten bokken, ze kunnen niet anders. En diep in hun hart vinden ze deze docent echt heel aardig. Daar zit ‘t hem helemaal niet. ‘Maar dan weer mag alles en dan weer is ie ineens superstreng. Het slaat echt nergens op!’

Noem eens een voorbeeld, vraag ik hen. ‘Op een dag kwamen we binnen en werden we gelijk uit elkaar gezet!’ vertellen twee jongens. ‘We hadden nog niks gedaan. Begon gelijk lekker zo!’ Ze benoemen het krijgen van vertrouwen, het iedere dag een nieuwe, eerlijke kans krijgen, en wat me nog meer raakt: ze willen eigenaar van hun eigen probleem zijn. Want ze geven de docent gelijk, ze hebben echt teveel liggen kwallen de laatste tijd. De docent zou mogen benoemen dat hij weet dat het vaak mis gaat, dat hij ziet dat ze weer naast elkaar zitten, dat hij ze een kans geeft en dat hij nu van ze wil horen wat hij moet doen als het niet loopt. Dit proces is nog lang niet ontkoppeld, deze pubers geven het nog niet op. Dat is toch fantastisch om te horen, voor een docent.

Ik herken het gevoel van machteloosheid maar al te goed. Een groep voor je neus die je niet meer serieus neemt. En die niet meer doet, wat jij graag zou willen. Je merkt gewoon dat al je acties TE zijn en dat je ontkoppelt raakt van jezelf en van de klas.
Soms ben je te ziek, is de rek eruit. Dan moet je eerst goed bijtanken om weer in volle kracht voor de klas te staan. Soms loopt het langere tijd niet lekker, en ben je helemaal niet afgestemd met jezelf en met je leerlingen. Als de ontkoppeling nog niet te groot is: Kun je dan nog horen wat je leerlingen je zeggen door hun gedrag en uitingen? Lukt het je in alle redelijkheid een gesprek met jezelf en met hen aan te gaan? In plaats van voor hen denken, met hen denken, omdat je het gewoonweg niet kunt, in je eentje.

Dank je wel, jongens, voor dit bijscholingsgesprek!

(c) Wilma van Esch

vrijdag 13 mei 2011

Kiezen of gekozen worden

Een tijd geleden sprak ik met een therapeute die zo’n 35 jaar in het onderwijs had gewerkt. Aan het einde van haar onderwijscarrière werd ze zich steeds bewuster van kinderen die het moeilijk hadden. De behoefte om daar in alle rust iets voor te betekenen werd groter. En dus ging ze studeren, een sfeervolle praktijkruimte inrichten en natuurlijk rondvertellen dat ze therapeute zou worden.

Tijdens dit proces sprak ze met een andere therapeute die haar vertelde dat zij de indruk had dat haar praktijk geen kinderen maar vrouwen zou aantrekken. Omdat ze zoveel levenservaring had, omdat ze zich zo goed kon inleven in vrouwenlevens, maar ook omdat ze zelf nooit kinderen had gekregen. De therapeute wuifde dit idee weg, vond het flauwekul en richtte zich vol op een warme plek voor kinderen. De praktijk groeide en groeide. Steeds meer vrouwen vonden hun weg, maar geen kinderen. Toen ik haar sprak, waren haar beschikbare uren continue gevuld, ze had een bloeiende praktijk.

Prachtig om te zien hoe levens zich ontvouwen, hoe je zelf volop plannen kunt maken, maar hoe het uiteindelijk toch altijd weer gaat zoals het gaat. Verzet je je dan, of ga je mee met de stroom?

(c) Wilma van Esch

woensdag 11 mei 2011

Ik verveeeeeeel me...

Zalige meivakantie, zonnige dagen, tijd om uitgebreid bij te praten met vriendinnen met rosé in de tuin. Terugkerend onderwerp: Kinderen die zich niet vermaken.
Ik sta versteld van de activiteit en ondernemingszin van de mensen om mij heen: Klimmen in bomen, pretparken, bioscoopbezoek, de hele vakantie lijkt gevuld met een aaneenschakeling van pretmomenten.
En daartussen zijn ze af en toe thuis. Dat is de tijd dat ik op de borrel kom.

En dat is de tijd dat sommige kinderen een lang gezicht weten te maken en met een jengelige stem ‘ik verveeeeel me zo’ komen zeggen. Kennelijk reden voor vriendinnen om onrustig te worden. De eerste reactie is geïrriteerd ‘Kom op zeg, we hebben al zoveel leuke dingen gedaan! Nu mag je jezelf even vermaken’. De tweede is een scala aan activiteiten opsommen, waar het kind toch niet op ingaat ‘Je zou ... of bel anders... of doe...’ De derde is het boos wegsturen. Het resulteert in ieder geval in een onrustige vriendin en een ontevreden kind.

Ik juich de verveling van harte toe. Laat maar eens even komen. Als je er sjagrijnig van wordt, dan graag even buiten mijn beeld, maar verder... Ik herinner me oersaaie zondagmiddagen vroeger. We mochten of mee naar oma of je kon jezelf vermaken. En dat was echt niet altijd leuk. Maar als je het de tijd geeft, dan komt er vanzelf wel weer wat. Of niet, maar dat is dan ook maar zo. Ik gun onze kinderen hun verveling, van harte!

(c) Wilma van Esch

zaterdag 7 mei 2011

Dansend op de grenzen...

Bergen literatuur, opvoedkundige programma’s, sympathieke vrienden en een compleet andere wereld dan die waarin jezelf opgegroeid ben, geven niet de handvatten die je soms denkt nodig te hebben bij het opvoeden van een tienerkind.

Het is een boeiende, uitdagende dans die mijn dochter en ik uitvoeren. Zij krachtig, prachtig en ondernemend. Betoverend en grenzenverleggend. Ze haalt me uit mijn comfortzone, uit mijn veilige afgebakende wereld met haar onverwachte voorstellen en vragen.
Een jarenlange opvoeding waar dialoog en initiatief volop ruimte kregen, maakt dat ze nu ook onbevangen onderwerpen met me bespreekt waar ik toch even van moet slikken.

Loslaten en vasthouden. Afstand nemen en dichtbij zijn. Maar vooral elkaar blijven ontmoeten in bijzondere gesprekken. Ik lig er wakker van, heb soms een knoop in mijn maag van twijfel en ongerustheid maar gloei ook van trots als ze weer iets dappers is aangegaan. Iedere stap die we samen zetten is er weer een op weg naar haar volwassenheid en onafhankelijkheid. We groeien, ik nog wel het meest...

(c) Wilma van Esch

maandag 2 mei 2011

Wisselgesprek

Een aantal van mijn collega’s heeft een telefoon met de mogelijkheid tot wisselgesprek. Dat betekent dat je soms ineens weggedrukt wordt, omdat het andere telefoontje van meer belang is, dat je soms een verandering in geluid hoort, waarbij ik veronderstel dat de ander even kijkt naar wie er belt en dat je soms te horen krijgt ‘ik luister naar jou, praat maar door’. Hoogst irritant. Ik weet er niet goed raad mee. Het is zoeken naar een nieuw soort beleefdheid. Zoals we dat ook zoeken bij bellen in de trein, bellen tijdens het afrekenen met je boodschappen etc.

Afgelopen weekend was ik op een gezellig, kinderrijk verjaardagsfeest. Sommige mensen had ik lange tijd niet gezien, ik was erg benieuwd naar hen. Maar ook hier speelde het fenomeen ‘wisselgesprek’, zij het nu met kleine kinderen. Midden in een zin, midden in een verhaal blèrden kinderen door onze conversaties heen. Soms tot drie, vier keer toe. Dan een verontschuldigend sorry en ‘waar waren we ook alweer...’
Zucht!

Ik weet dat de balk in je eigen oog soms groter is dan de splinter bij de ander en ik weet dat ik me soms dingen eigen maak waar ik me eerder erg aan stoorde. Maar als ik dergelijk gedrag ga vertonen, alsjeblieft, lieve gesprekspartners, wijs me erop!

(c) Wilma van Esch