’t Is alweer 20 jaar geleden dat ik als versafgestudeerde PA-er in mocht vallen bij 4e jaars IHNO leerlingen. We scheelden nauwelijks 4 jaar, de leerlingen en ik. Voor mij waren een aantal docenten in deze klas onderuit gegaan, maar ik zag de uitdaging er wel van in: Voorbereiding op het eindexamen Nederlands. Formulieren invullen en brieven schrijven, dat moest ik ze bijbrengen.Al na vier lesuren zat ik helemaal door. Voor me zat een groep onderuitgezakte meiden, druk bezig met hun agenda’s, nagels en sjekkies die alvast voor de pauze gedraaid werden. Buiten snorden de brommers, de jongens stonden al vol verwachting op de meiden te wachten.
Ik zwoegde me door het suffe lesmateriaal heen, in mijn eentje. En ineens bedacht ik: Waar ben ik in hemelsnaam mee bezig, voor wie doe ik dit? Terwijl ik dit hardop uitsprak, keek ik verbijsterd naar de club tegenover me, die het totaal niet leek te deren. Ach, daar ging er weer eentje onderuit: op naar de volgende. Een paar leerlingen leken het vervelend voor me te vinden, het gros lachte meesmalend. En daar werd ik toch boos van! Ik denk dat ik aan de andere kant van het gebouw te horen was, wat niet uitzonderlijk was op deze school: “WIE moet hier zijn diploma halen? Ik niet hoor, ik heb het binnen en ik kan gaan werken. Dat is bij jullie nog maar de vraag! We stoppen ermee, je blijft zitten tot de bel gaat en dat is het voor vandaag. Ik doe niets meer!” Echt veel indruk maakte het niet…
Op de fiets naar huis ging mijn innerlijke dialoog eindeloos door: Knap hoor, stoer gezegd! Sjonge, jonge, wat zou jij de wereld verbeteren… in je scriptie.
De volgende dag ben ik bij het arbeidsbureau en het uitzendbureau langs gegaan, op zoek naar formulieren om een uitkering en een baantje aan te vragen en nog steeds boos liep ik de klas in. “Hier”, zei ik cynisch, terwijl ik de formulieren op tafel gooide. “Formulieren om een uitkering aan te vragen, meer zal er bij jullie wel niet van komen! Succes ermee…”
De klas keek me wat dommig aan en ging door met hun belangrijke overleg. Na tien minuten kwam er wat reactie naar mij toe: “Hee, gaan we niet beginnen?” “Ik niet, ik heb mijn boek meegebracht en voor jullie formulieren, dus succes ermee!” Een beetje lacherig schoven de leerlingen in groepjes bij elkaar en begonnen met invullen. Al snel kwamen de eerste vragen, het bleek toch niet zo makkelijk. Een groepje verzamelde zich bij mijn bureau en vroeg me om hulp. Ik was nog steeds geïrriteerd en kon alleen maar zeggen: “Help elkaar maar, ik doe het niet meer!” Tien minuten later zaten we in een stevig gesprek verwikkeld. Eindelijk had ik contact met pubers die qua leeftijd toch zo dicht bij me stonden.
“En wat moeten we nog meer voor dat eindexamen?” vroeg er een. Tja, brieven schrijven natuurlijk. Diepe zucht door de klas. Maar ik kreeg er weer lol in: “Weet je wat, jullie gaan schrijven naar Mona’s problemenrubriek. Je mag schrijven wat je wilt, maar je let wel op de juiste aanhef, interpunctie, alinea’s etc.” Ook de volgende les was erg leuk. Er werd geschreven, gezucht, gelachen, om uitleg gevraagd. En op het einde van de les lagen er op mijn bureau een stapel brieven, van de 4e IHNO. De volgende dag klonken de snorrende brommers alweer door het openstaande raam, maar een groepje meiden bleef drentelen in het lokaal, terwijl ik mijn tas aan het inpakken was.
“Zeg Wilma”, zei er een, “heb jij mijn brief al gelezen? Eh… als jij Mona was, wat zou je dan antwoorden?”
(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966) is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt (inter-)nationaal lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten, schoolleiders en docenten HBO.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten