Vanuit zijn onderzoek naar depressies vanuit de Virginia Commonwealth University, geeft evolutionair bioloog Paul Andrews een boeiend perspectief op de evolutie van de menselijke gezondheid. Depressies zouden een geëvolueerde respons op complexe problemen kunnen zijn. ‘Depressies moeten wel zin hebben, anders zouden ze er immers niet zijn’. Zijn uitspraken zetten me aan het denken over de hedendaagse tijd, over onze kinderen en over de toename van gediagnosticeerde stoornissen. Zou hier een transfer te maken zijn?
Onlogisch
‘Vanuit evolutionair oogpunt is het volstrekt onlogisch dat een stoornis zo vaak zou voorkomen, redeneert Paul Andrews. Het is normaal dat er bij een enkeling iets spaak loopt in het psychisch functioneren, maar het zou heel raar zijn als na honderdduizenden jaren van evolutie het brein van zo’n grote groep mensen nog steeds lamgelegd kan worden door een stoornis. Die had er op die schaal allang uitgefilterd moeten zijn.’ Andrews en zijn collega Thomson beschouwen depressie als een ingenieus mechanisme dat door de evolutie is ontworpen als reactie op complexe levensproblemen, waarvoor we maar geen oplossing vinden: we worden ‘aan de grond gehouden’ om ons volledig te kunnen focussen op de oplossing van die problemen.
In mijn directe leefomgeving nemen de gediagnosticeerde kinderen hand over hand toe. Het zal ongetwijfeld leeftijd- en beroepsgerelateerd zijn, maar de etiketten en bijbehorende gedrags- en opvoedingsproblemen komen dagelijks ter sprake, door zuchtende, ongeruste ouders en leerkrachten.
Achter de depressie
‘In de meeste gevallen blijken achter een depressie sociale problemen schuil te gaan. Daarbij moeten we denken aan belangrijke, ingewikkelde levensvragen die te maken hebben met je relaties met belangrijke personen in je leven, waarop je niet een, twee, drie het antwoord weet’. Wanneer ik de kinderen om me heen in gedachten overloop, kan ik al snel constateren dat het zelden kinderen in harmonieuze omgevingen zijn, die een diagnose hebben gekregen. Gescheiden ouders, nieuwe partners met bijbehorende kinderen, veranderende ritmes, leven met een weekendtas, waarin de eigen spullen met regelmaat op en neer reizen. Of drukke, werkende ouders, met een vol rijk leven, waarin kinderen meemoeten. De stoornis bloeit op, wanneer er weer een complexiteit bijkomt: een ander huis, een andere school, een nieuwe vriend van mama, vriendin van papa. Andrews vergelijkt het opkomen van de stoornis met koorts; verre van prettig maar zeer zinvol. Koorts is een bijzonder mechanisme van ons lichaam om herstel te bespoedigen.
Luisteren naar de signalen
Als het waar is wat Andrews en Thomson stellen, krijgen veel depressieve cliënten vandaag de dag een averechtse behandeling. Depressies worden onderdrukt met medicijnen, negatieve gedachten worden met behulp van cognitieve therapie omgezet in positieve gedachten. Misschien zouden therapeuten er dus wel goed aan doen als ze hun cliënten meer zouden stimuleren met hun depressieve gedachten bezig te blijven.
En datzelfde geldt voor onze kinderen. Ik schrik van de hoeveelheid medicijnen die verstrekt wordt. Durven we de contexten van onze kinderen te bekijken en te luisteren naar wat wij teweeg hebben gebracht. Zouden de vele diagnoses niet een heel groot signaal kunnen zijn, richting opvoeders, richting scholen. Dat we op het verkeerde spoor zitten. Luisterend naar Andrews en Thomson is het heel aannemelijk te noemen dat er een evolutionaire reden is voor de toename van kinderen met ADHD en autisme verwante stoornissen. De complexiteit van een kinderleven is enorm. Opvoeders en leerkrachten lijken in de war.
Evolutionair gezien is het volstrekt onlogisch dat een stoornis zo vaak zou voorkomen als ze niet nuttig is. |
Ontwarren en ontdekken
Zijn wij in staat constructief om te gaan met de ingewikkelde levensvragen die op ons pad gekomen zijn? Kunnen we met elkaar onze kinderen heel serieus gaan nemen en de signalen die ze in alle heftigheid afgeven rustig bezien en proberen te herleiden.
Dat betekent dat we ook in alle eerlijkheid naar onszelf zullen moeten kijken: Wat doe ik, dat mijn kind of het kind in mijn klas zo heftig reageert. Wat is er aan de hand in haar of zijn omgeving? Wat vertelt dit kind ons? Zitten we op het goede spoor, of moeten we een andere koers gaan varen.
Ik maak me grote zorgen over de boodschap die we kinderen geven. Door de diagnosticering, het telkens weer uitleggen aan kinderen dat hun reactie volstrekt normaal is, dat het past bij de stoornis, maar dat we er wel aan gaan werken, geven we de kinderen de indruk dat ze defect zijn. Dat er iets is, wat niet helemaal goed is gegaan in de ontwikkeling, maar dat er allemaal mensen zijn die bereid zijn om te helpen.
Normaal
Zullen we er met elkaar eens vanuit gaan dat deze kinderen volstrekt normaal zijn. Dat ze ‘koorts’ krijgen, omdat er ook werkelijk iets aan de hand is. En dat dat niet fout is, maar juist ongelooflijk goed. Tijd om te onthaasten, om bij te komen, om goed te eten, te drinken en je verhaal te vertellen.
‘Het stenen tijdperk is niet gestopt omdat de stenen op waren’. Het stenen tijdperk is gestopt omdat wij nieuwe inzichten kregen, omdat ijzer zijn intrede deed. Omdat onze intelligentie en vindingrijkheid toenam. Ik gun onze kinderen die wijsheid!
(c) Wilma van Esch
Wilma van Esch (1966) is projectleider van het expertisecentrum E.G.O. Nederland, eindredacteur van het tijdschrift Egoscoop en voorzitter van het docentennetwerk Jonge Kind. Zij verzorgt lezingen, tweedaagses, studiereizen, trainingen en workshops voor leerkrachten, schoolleiders en docenten HBO.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten