Ze is 6, een week geleden gestart in groep 3. Ze voelt zich groot en kijkt met een vertederende glimlach als ze kleuters ziet spelen in de klas.
Moeder is trots op haar kracht, haar eigenwijsheid en haar doorzettingsvermogen.
‘Mam, vandaag kies ik mijn kleren zelf, goed?’ roept ze vanaf haar kamer, terwijl ze haar kast doorzoekt op het mooiste om aan te trekken. Moeder glimlacht vanuit de badkamer ‘Is goed schat!’
Het is niet ingewikkeld, ze weet het direct: Dat bloesje, die broek en dan die heerlijke slippers. Ze pakt haar borstel en maakt een staartje van haar haar met het rose stiekje met Dora. Beetje kinderachtig, maar wel leuk.
Vol verwachting loopt ze naar beneden ‘Tadaaaaa!’. Moeder kijkt bedenkelijk. ‘Knap gedaan hoor schat, zelf gekozen! Maar een oranje bloes en rose broek kan echt niet samen. Doe even een andere bloes aan. En ik zal je haar opnieuw doen, je staartje zit wat scheef. En als je dan toch naar boven loopt, pak meteen even je sandalen, het is niet zo handig op je slippers’.
Het begin van autonomie, of toch niet? Welke boodschap geven we onze kinderen eigenlijk mee? Hoe maken we hen (on)afhankelijk?
Deze week las ik over aangeleerde hulpeloosheid. Het zit overal. In de opvoeding, op school, in het aansturen van volwassenen op het werk. Met de beste intenties brengen we het zelf erin. Ogenschijnlijk geven we ruimte, maar in hoeverre geven we eigenheid en initiatief werkelijk ruimte. Mooi om elkaar te attenderen op de momenten waarop we schijnautonomie verlenen. Goed om elkaar vooraf criteria te geven, als je wensen hebt bij het aansturen, zodat de ander eigenheid kan ontwikkelen bij de geboden ruimte. Zullen we elkaar scherp houden?
© Wilma van Esch
Geen opmerkingen:
Een reactie posten