Toen ik startte als
leerkracht, heel lang geleden, maakte ik wekelijks een uitgebreide
bordtekening. Ik tekende draken, tovenaars, kabouters, trollen, ieder week weer
iets nieuws. Het kostte veel tijd, die tekeningen maken, maar wat leverde het
veel op. De tekening leefde. De tekening liet ons fantaseren. Dagelijks
verzonnen we verder aan ons verhaal. De klas dacht dat ik het vertelde, maar zo
was het niet. Ik vertelde, luisterde en keek naar de kinderen en verzon verder
op hun aanwijzingen. In de bordtekening veranderde telkens een beetje, soms
heel veel, de prent leefde, onze fantasie vermengde zich. We keken dagelijks
met elkaar uit naar het spannende vervolg, en niemand wist hoe het de dag erna
zou zijn.
Het magische verzinnen,
fantaseren, met elkaar beleven en ondergaan is voor mij één van de mooiste
kwaliteiten van de interactie met (jonge) kinderen. Ze gaan mee in een verhaal,
zien werkelijk kabouters lopen, draken op de kast en pratend behang. Een
betoverende fase. ’s Ochtends in het grote bed fantaseren dat het bed kan
vliegen, dat we samen op avontuur gaan, zomaar het raam uit, vliegend naar een
bijzonder eiland. Even voor het ontbijt. Dat ging vanzelf.
Ik bedenk me dat het
eigenlijk nooit is overgegaan, die verzinseltjes. Op het terrein naast onze Pabo
is een hondenuitlaatveldje. Op het veldje staat een bizarre verzameling
afgedankte lantaarnpalen. Geen idee waarom ze er staan. Ze zien er niet meer
fraai uit, ik geloof niet dat er ooit eentje weer ergens zijn openbare plicht
zal gaan vervullen. Dit ‘Lantaarnpalen
kerkhof’ prikkelt mijn fantasie. Af en
toe, tussen beleidsstukken en serieuze gesprekken door, komen ze tot leven,
pochen ze over de tijd dat ze nog werkten, kijken ze binnen bij de Pabo en
bespreken ze de kwaliteiten van onze docenten en studenten. Eventjes maar. Dan
richt ik me weer op de serieuze taak
waarvoor ik ben aangenomen. Het leiden van een Pabo. Waar studenten zich
ontwikkelen tot start bekwame leerkrachten. Het is geen onderdeel van ons
curriculum: we meten geen creativiteitsfactor, beoordelen geen beroepssituatie
gericht op verzinselen, noch een fantaseercompetentie. We waarderen het ook
niet wanneer ze hun essay of producten bij elkaar verzinselen, maar o, wat gun
ik het de kinderen waar ze mee gaan werken dat zij die verzinselkwaliteiten hebben
en benutten. Dat zij met kinderen op drakenjacht gaan, beren zien in wolken en
sterrenstof door de klas zien dwarrelen. Gewoon, omdat het kan, gewoon omdat het mag…
© Wilma
Ja Wilma! Dat hoop ik ook van harte met je mee. Ook 'grote' kinderen zijn dol op mooie verhalen. Ik herinner me een invaljuf op de basisschool die alles van ons gedaan kreeg met de belofte dat ze, als we goed ons best zouden doen een verhaaltje zou vertellen. En later een leraar Grieks die heel mooi kon vertellen waardoor zelfs dat vak voor mij tot leven kwam. Waarom wordt verhalen vertellen of metaforen verzinnen geen vak op de Pabo? Wat zou dat waardevol zijn. Want wat kun je er veel in kwijt wat je kinderen wil meegeven (sociale vaardigheden pesten, problemen thuis) en wat is het fantastisch als kinderen zich kunnen verliezen en het even niet uitmaakt of je goed bent in rekenen of niet. Het lijkt of er geen tijd voor is maar een verhaal hoeft niet lang te duren en de kinderen zullen veel meer ontspannen in je klas zitten waardoor de rest ook efficiënter gaat.
BeantwoordenVerwijderen