Samen met de schoolleider
zat ik achter in de Keniaanse klas en keek mee over de schouders van de
kinderen, die doodstil de berekeningen maakten in hun schrift. Eén van de
jongens maakte werkelijk alle opdrachten fout, kloof op zijn potlood, fronste
zijn voorhoofd en schreef weer een fout antwoord op. In de doodstille klas
wandelde de leerkracht met een rode pen rond. En streepte en kruiste. Na tien
minuten werden de goede antwoorden door leerlingen op het bord gezet. In stilte. Ik keek mee met de jongen die alles fout had. Hij keek op het bord, in
zijn schrift en naar beneden. Op het bord verschenen nieuwe opgaven. Wij gingen
naar buiten om de les na te bespreken.
De leerkracht was tevreden,
de klas was stil, werkte goed en de instructie was goed geland. Natuurlijk
vroeg ik over de jongen die alles fout had. ‘Ik heb het goede antwoord toch op
het bord laten zetten?’, zei de leerkracht niet begrijpend. ‘Maar hoe weet je
dan wat hij fout doet en op welke wijze hij het gaat snappen?’ vroeg ik hem.
Weer keek hij me vol onbegrip aan. ‘Het is een kwestie van opletten, sommige
jongens zijn lui.’ ‘Volgens mij begreep
hij het écht niet’, probeerde ik, ‘volgens mij is het belangrijk dat hij leert
begrijpen wat hij fout doet en zo inzicht krijgt.’ Ik kreeg de emotieloze blik,
met een bevestigende knik. ‘Ja’, zei hij. En ik dacht ‘Nee…het komt niet binnen’.
De school had een probleem.
De toetsscores waren te laag. Vandaar dat de lestijden uitgebreid waren. De
bovenbouwkinderen werkten door tot 18 uur, tot het te donker was om nog iets in
je schrift te zien. De leerkracht ging niet in op de fouten van kinderen, op
hun denkpatronen, op verbeteringsstrategieën. Om het onderwijs te verbeteren
werden kwantitatieve slagen gemaakt: Lange dagen van 9 á 10 uur vol herhaling. En
kwalitatief of analyserend? Niet. Ik zag kansen voor verbetering en ging de diepte in met de schoolleider. Een boeiend leerproces voor ons allebei.
Terug in Nederland ploeg ik
me door mijn mailbox en het werk wat er ligt. Wij maken lange dagen, veel te
lange dagen. Avonden en weekenden. En er verandert niets, de mailstroom gaat
onverminderd door. Ik vraag me af of er iemand bij ons zou kunnen komen kijken
en vertellen dat we kwalitatief een slag te slaan hebben. Dat we iets niet goed
doen. Dat meer tijd stoppen in de mailstroom niet leidt tot een betere kwaliteit
van werken of van het begrijpen van onze omgeving. Ik zie nog niet in wat ik
fout doe, en dus doe ik meer van hetzelfde.
De vergelijking gaat natuurlijk
niet helemaal op, maar toch ook wel. Volgens mij heeft deze Keniaanse school
inzicht in leren nodig. Grondige analyses van waar de kinderen zitten, waar ze
ondersteuning of hulp nodig hebben, hoe hun denkstrategieën zijn. En dan lekker
op tijd naar huis, omdat de dagen veel te heet en te lang zijn. Volgens mij hebben wij ook inzicht nodig. Inzicht in werken. Een grondige analyse van wat we doen en
waar we toch andere strategieën zouden kunnen hanteren. Zodat wij ook lekker op
tijd naar huis kunnen, omdat langere dagen geen betere dagen maakt. Wie komt er bij ons op bezoek en kritisch meekijken? Wat hebben wij te leren?
©Wilma van Esch
Geen opmerkingen:
Een reactie posten