De sfeer is ongemakkelijk. Tegenover
me zit de vader van Johnny. Hij komt zelden naar school, maar ik wil hem nu
toch wel graag spreken. Een forse man, zijn gezicht gaat schuil achter een
rossige baard en een zwaar brilmontuur, zijn handen rusten in zijn schoot –
eeltig en grof, en zwart van het sleutelen aan auto’s. Naast hem zijn vrouw,
wat nerveus, ze heeft hem eindelijk mee naar school gekregen. Ze kijkt onrustig
van hem naar mij en weer terug. Ze wil heel graag dat er iets gebeurt met Johnny,
hij is te vaak gefrustreerd, het knaagt aan zijn zelfvertrouwen.
Ik herken Johnny in zijn
vader: Hangende schouders, sloffende bewegingen, binnensmonds pratend. Johnny
is een grote groep 3er. Hij steekt met kop en schouders boven de rest uit, is zo
sterk als een beer, kent zijn eigen kracht vaak niet. En heeft het moeilijk.
Hij is wat traag van begrip. De anderen halen hem links en rechts in, tijdens
het werken, tijdens het spel. Hij is bloedserieus, wil het graag goed doen,
maar o, wat zijn de opdrachten moeilijk. Ik wil hem graag laten testen, om te
weten hoe hij leert, wat hij van me nodig heeft. Want met de observaties en met
de gesprekken met moeder kom ik er niet goed genoeg uit. Ik heb het gesprek op
aanraden van moeder goed voorbereid, want vader vindt het grote onzin. Gewoon
de wind eronder en leren, zo moet het. Hij ziet geen onmacht of onvermogen,
maar onwil en daar zijn eeltige handen soms een krachtig middel bij, is zijn
mening. Ik moet niet zo’n zacht ei zijn, maar gewoon flink aanpakken, dat is
wat hij zijn vrouw telkens meegeeft als ze met mij komt praten.
Aan de hand van voorbeelden
schets ik mijn beeld van Johnny. Vader kijkt naar zijn handen. Ik kan zijn blik
niet peilen. Hij schudt veel nee. ‘Dus wil ik hem graag eens laten testen’, zeg ik uiteindelijk en probeer oogcontact te
maken. Moeder knikt hoopvol naar me. Ik voel heel goed dat ik nog maar pas
leerkracht ben en dat ik nog niet veel ervaring heb met zulke gesprekken.
Hij wrijft in zijn baard,
wringt zijn handen en kijkt me vervolgens vanonder zijn donkere brilmontuur
aan. ‘Ooh...’, zegt hij uiteindelijk, ‘dus je bedoelt dat onze Johnny eigenlijk
net ‘ne diesel is. Hij komt wat langzaam op gang, maar als zijn motor warmloopt
dan rijdt ie als een tierelier. Nee, maar dan snap ik het. Regel het maar met
ons’ vrouw, ’t is goed’. En rustig sloffend verlaat hij het lokaal…
© Wilma van Esch
Geen opmerkingen:
Een reactie posten